vrijdag 31 augustus 2012

Waterlanders


In mijn jonge jeugd was het nummer ‘Een man mag niet huilen’ een grote hit. Omdat ik indertijd bepaald nog geen man was, begreep ik waarschijnlijk de strekking van de tekst niet, maar nam ik de titel behoorlijk letterlijk. Het feit dat ik altijd al moeite heb gehad met autoriteit is, denk ik, de reden dat ik aan dit bevel nooit heb kunnen gehoorzamen.

Mijn drie dochters vonden het aanvankelijk erg aandoenlijk dat ik, als enige man in huis, op de bank meesnikte bij hun favoriete kinderserie, maar gaandeweg bejegenden zij mij toch steeds meer als de risee van het gezin toen ik  - jaren later – nog altijd weinig ingehouden zat te wenen bij het beeld van die o zo bruut achtergelaten puppy, die op het laatste ogenblik werd gered van een wisse verdrinkingsdood. Wanneer een jurylid in The Voice of Holland (terecht) zijn of haar stoel omdraait, schiet ik al vol. De sportieve overwinningseuforie van een atleet bezorgt mij meer dan kippenvel.
En ook in de bioscoop speel ik nog altijd dat mijn veters nodig gestrikt moeten worden, wanneer direct bij de start van de aftiteling het licht is aangegaan en ik mijn ontroering nog moet verwerken over het feit dat ze elkaar gekregen hebben. Iets dat meestal al onafwendbaar was vanaf de vierde filmminuut.

In het echte leven kan ik de waterlanders evenmin inhouden. Wanneer een goeiige student een domme, maar goedbedoelde opmerking maakt, kan mij dat oprecht raken. Door even hard op mijn lippen te bijten denk ik de tranen binnen te houden.  Maar soms is dat helemaal niet nodig: onlangs was ik op de bruiloft van twee lieve vrienden, waarbij veel liefdevolle en ontroerende momenten elkaar in het tempo van een emotionele achtbaan afwisselden. Het bruidspaar is natuurlijk van de real-life-soapgeneratie en ik verdenk ze dan ook stilletjes van effectbejag. Bij mij werkt dat altijd.

En gisteren vloog de kleine Trubbels uit, als jongste en laatste kind. De eerste twee bracht ik, nog niet eens zo lang geleden, naar hun nieuwe adres en zwaaide ik uitbundig toe op het moment dat ik in de auto stapte om alleen huiswaarts te keren. Wanneer ik eenmaal buiten gezichtsveld was, brak ik volledig en gingen alle sluizen open. Ik moest de auto nog even tot stilstand brengen langs de openbare weg om de andere weggebruiker niet in gevaar te brengen.
Maar alles went, hield ik mezelf voor. Dit zou mij geen derde keer overkomen. Dus toen alle noodzakelijke klusjes in het nieuwe honk van Trubbels door mij succesvol waren uitgevoerd, gaf ik haar een vaderlijke en manhaftige knuffel en wenste haar veel geluk. Terwijl zij nog in de voordeur stond te wuiven, kon ik haar al niet meer aankijken. Ik beet op mijn lip, scheurde de hoek om en ging daar maar even een potje zitten janken.

Het zal stil worden in het ouderlijk huis. Afgezien van dat zachte snikken.


woensdag 15 augustus 2012

Appartement


De dingen die je het snelst weer wilt vergeten, blijven je het langst bij. ‘Ach, volgend jaar lach je erom’, roep ik zelf doorgaans onmiddellijk in zulke gevallen, met het optimisme dat mij nu al bijna een halve eeuw door het leven heeft geholpen. Een enkele keer ziet zelfs mijn zonnige karaktertje het somber in.

Deze zomer maakte ik – uiteraard in het aangename gezelschap van De Ware – een reisje van Finland naar Zweden door de Baltische staten. Het was een gevarieerde roadtrip, want we maakten uitsluitend gebruik van openbaar vervoermiddelen als boot, bus, tram, trein en metro. Deze reiswijze was misschien een tikje vermoeiend, maar ook uitermate boeiend: je voelt je zo toch minder de buitenstaander die je als toerist feitelijk bent.

We zagen veel bijzondere zaken. Weer en sfeer waren uitstekend. De meeste mensen waren vriendelijk of het waren Russen. De accommodatie die we onderweg aandeden hadden we vooraf al geboekt, dus we hadden steeds een duidelijk reisdoel. In Helsinki verbleven we in een knus maar volledig appartement, in Tallinn in een ruime, sfeervolle hotelkamer en in Stockholm in een minder groot, maar bijzonder efficiënt exemplaar én in het nieuwe huis van lieve vrienden.

In Riga wierp de taxichauffeur ons een bedenkelijke blik toe, toen we hem het adres van ons geboekte appartement gaven. Hij reed ons ver buiten het centrum en zette ons af voor een verlaten gebouw in een unheimische buurt. We moesten achterom aanbellen, gebaarde hij nog en vertrok vervolgens  in vliegende vaart.
Achterom was geen bel. We belden het ons bekende telefoonnummer. Een man nam op. In gebrekkig Engels zei hij dat hij ons iemand met de sleutel zou sturen. We wachtten. Vlakbij zat iemand op de stoeprand te drinken en te huilen. Na een kwartier kwam er iemand uit het gebouw. We konden binnenkomen. Deze man sprak geen enkele ons bekende taal. Gebarend liet hij ons het appartement zien. Dat was schoon, maar kaal. ‘Oké?’ , vroeg de man. Wij twijfelden. Man ging telefoneren met verhuurder en gaf de telefoon aan mij. ‘Oké?’, vroeg de verhuurder. Dan konden we contant betalen. Met een zeldzaam profetische blik zei ik dat ik geld had voor één nacht, de rest zouden we de volgende dag geven. ‘Oké’, zeiden de mannen.

Nee, we voelden ons niet heel gelukkig in ons tijdelijke onderkomen. Optimistisch als ik ben, dacht ik nog dat we er wel vier nachten zouden kunnen doorkomen. Ook toen we op het nachtkastje een foldertje vonden waarin stond dat ons appartement ook te huur was voor drie uur. Toen we, moe van onze reisdag, ons bed inrolden, brak er plotseling een enorm kabaal los. In de kelder van het gebouw (twee verdiepingen lager) bleek een soort nachtclubdisco gevestigd. Tot diep in de nacht dreunden we ons bed uit op de beats van het type partyrock waarop ik in andere omstandigheden nog best lekker mee kan komen.

De volgende ochtend vluchtten we uitgeput naar de fraaie, oude binnenstad, waar we gebruik konden maken van een aanbieding in even chic als klassiek stadshotel. Onze luxe en comfortabele kamer keek uit over een gezellig druk plein. Elke avond gaf een geschoolde tenor-met-ghettoblasterbegeleiding een concert onder ons slaapkamerraam, de McDonalds aldaar bleek 24/7 geopend en in de vroege ochtend speelde een draaiorgel steevast hetzelfde beperkte repertoire.
Volgend jaar zijn we dat vast allemaal weer vergeten. Of we lachen er heel hard om.