In mijn jonge jeugd was het nummer ‘Een man mag niet huilen’ een grote hit. Omdat ik indertijd bepaald nog geen man was, begreep ik waarschijnlijk de strekking van de tekst niet, maar nam ik de titel behoorlijk letterlijk. Het feit dat ik altijd al moeite heb gehad met autoriteit is, denk ik, de reden dat ik aan dit bevel nooit heb kunnen gehoorzamen.
Mijn drie dochters vonden het aanvankelijk erg
aandoenlijk dat ik, als enige man in huis, op de bank meesnikte bij hun
favoriete kinderserie, maar gaandeweg bejegenden zij mij toch steeds meer als
de risee van het gezin toen ik - jaren
later – nog altijd weinig ingehouden zat te wenen bij het beeld van die o zo
bruut achtergelaten puppy, die op het laatste ogenblik werd gered van een wisse
verdrinkingsdood. Wanneer een jurylid in The Voice of Holland (terecht) zijn of haar stoel omdraait, schiet ik al vol. De sportieve overwinningseuforie van een atleet bezorgt mij meer dan kippenvel.
En ook in de bioscoop speel ik nog altijd dat mijn veters
nodig gestrikt moeten worden, wanneer direct bij de start van de aftiteling het
licht is aangegaan en ik mijn ontroering nog moet verwerken over het feit dat
ze elkaar gekregen hebben. Iets dat meestal al onafwendbaar was vanaf de vierde
filmminuut.
In het echte leven kan ik de waterlanders evenmin
inhouden. Wanneer een goeiige student een domme, maar goedbedoelde opmerking
maakt, kan mij dat oprecht raken. Door even hard op mijn lippen te bijten denk
ik de tranen binnen te houden. Maar soms
is dat helemaal niet nodig: onlangs was ik op de bruiloft van twee lieve
vrienden, waarbij veel liefdevolle en ontroerende momenten elkaar in het tempo
van een emotionele achtbaan afwisselden. Het bruidspaar is natuurlijk van de
real-life-soapgeneratie en ik verdenk ze dan ook stilletjes van effectbejag.
Bij mij werkt dat altijd.
En gisteren vloog de kleine Trubbels uit, als jongste en
laatste kind. De eerste twee bracht ik, nog niet eens zo lang geleden, naar hun
nieuwe adres en zwaaide ik uitbundig toe op het moment dat ik in de auto stapte
om alleen huiswaarts te keren. Wanneer ik eenmaal buiten gezichtsveld was, brak
ik volledig en gingen alle sluizen open. Ik moest de auto nog even tot
stilstand brengen langs de openbare weg om de andere weggebruiker niet in
gevaar te brengen.
Maar alles went, hield ik mezelf voor. Dit zou mij geen
derde keer overkomen. Dus toen alle noodzakelijke klusjes in het nieuwe honk
van Trubbels door mij succesvol waren uitgevoerd, gaf ik haar een vaderlijke en
manhaftige knuffel en wenste haar veel geluk. Terwijl zij nog in de voordeur
stond te wuiven, kon ik haar al niet meer aankijken. Ik beet op mijn lip,
scheurde de hoek om en ging daar maar even een potje zitten janken.
Het zal stil worden in het ouderlijk huis. Afgezien van
dat zachte snikken.