‘Papa, voel je je niet oud, nu je jongste kind al 18 wordt?’,
vroeg de kleine Trubbles mij aan de vooravond van haar verjaardag. Ik had er op
die manier nog niet over nagedacht, maar het was natuurlijk weer een heel
confronterende vraag. Want eigenlijk voel ik mij bij voortduring oud. Nu al
mijn kinderen op papier volwassen zouden zijn, zie ik het grootvaderschap
opeens opdoemen als een enorme en angstaanjagende schaduw. Of valt het toch nog
mee?
Rewind naar een week of twee eerder, op een zaterdagavond in
de kroeg. Een hoge vrouwenstem gilt hoog en enthousiast mijn naam. Ik kijk in
haar richting en zie iemand die het inderdaad tegen mij heeft. ‘Jij herkent mij
niet meer, he’, giert een mollige, tikje potteuze brunette. Dat heeft ze goed
gezien. Ze vervolgt: ‘Nou, dat moet wel twintig jaar geleden zijn. Maar jij
bent echt geen spat veranderd!’ Dat kan
ik van haar natuurlijk niet meer zeggen. Het maalt koortsachtig in mijn hoofd:
met wie heb ik hier te maken? Ze laat me even in het ongewisse en stelt zich
dan voor als de buurvrouw van vijf adressen geleden. Nu zie ik het. ‘Ach, je
hebt je haar geverfd’, verklaar ik mijn onwetendheid. Indertijd was zij
hoogblond. Maar dat was toen ook al geverfd, verklaart zij nu. Onwillekeurig voel ik me gevleid door het feit dat zij mij na al die
jaren wel direct herkende. Heeft het dan toch wat opgeleverd?
Rewind naar een dag of drie daarvoor. Een regelmatig
terugkerend ritueel: ’s ochtends voor de
spiegel trek ik, samen met mijn oren, met beide handen de huid van mijn gezicht
naar achteren. Strak! Waarom ben ik toch zo’n slachtoffer van de zwaartekracht?
Ik besef dat herstelwerkzaamheden maar van tijdelijke aard zullen zijn. Ik
besluit mezelf toch een troostkado te geven. ’s Middags stap ik binnen bij de
tandenbleekstudio. Hier kan enige slijtage toch ten minste worden verhuld!
Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden. Hoe onschuldig de
behandeling ook wordt afgeschilderd op de website en door de tandenbleekfee
zelf, het blijkt uiteindelijk een worsteling. Ik moet gedurende ruim een uur in
twee met onbestemde pasta gevulde bakjes bijten terwijl een soort ultraviolet
lamplicht in mijn mond én mijn ogen schijnt. De tandartsachtige stoel waarin ik
lig, wordt in de meest ongemakkelijke houding vastgezet. De fee verdwijnt uit
mijn gezichtsveld en gaat onafgebroken telefoneren. Ik mag kijken naar een tv,
maar dat kan alleen door een nekhernia te riskeren. Met de afstandsbediening
kies ik voor de uitzending van een damestenniswedstrijd, die ik uiteindelijk
ongeveer van begin tot eind mee mag maken (7-6, 7-5). Als ik uiteindelijk word
verlost uit mijn benarde positie, mag ik in de spiegel kijken naar het
resultaat. Wow! Stralend en haast verblindend wit. Dat was de narigheid zeker
waard!
Ik vertel niemand van mijn ervaring, behalve De Ware. Die
zegt niet erg veel verschil te zien (nou ja, ik hád natuurlijk ook al best een
fris gebit). De spiegel thuis reageert ook maar lauw. Die blijkt niet zo goed uitgelicht
als de toverspiegel van de tandenbleekfee. Verder geeft niemand in mijn
omgeving ook maar enige reactie op mijn nieuwe glimlach. (En ik denk bij
mezelf: ‘het ziet er dus in elk geval wél natuurlijk uit’.)
Tot de ontmoeting met mijn oude buurvrouw. Zij herkende in
mijn stralende smile nog de jongen die ik toen was. Het is dus niet voor niets
geweest!
De kleine Trubbels antwoord ik op haar vraag: ‘Nee, natuurlijk voel ik me
niet oud. Ik bén toch ook niet oud? Ik ben nog steeds dezelfde jonge en moderne
papa als voor jouw verjaardag.’ En ik voeg er een tikje dreigend aan toe: ‘Of
denk jij daar soms anders over?’ Zij grinnikt een beetje. Dus... zie je wel.