vrijdag 21 december 2018

Wandeling

Met het einde van het jaar in zicht, is het altijd fijn als er dingen opgeruimd of zaken afgesloten kunnen worden. Dat biedt weer ruimte voor goede voornemens. Je moet er dan wel voor zorgen dat je niets vergeet.

Ik werd gebeld door een onbekend nummer, maar ik nam toch op en kreeg een vriendelijke dame aan de lijn. Ze stelde zich voor met haar naam en nog een toevoeging die ik niet goed verstond. Ik verwachtte dat ze om geld ging vragen of iets probeerde te verkopen.  Maar nee: wanneer ik van plan was mijn vader te komen ophalen, wilde ze weten. Het klonk een beetje alsof hij te lang in de ballenbak had gezeten. Het duurde even voordat het tot me doordrong dat ik met een medewerkster van het crematorium te maken had.
Er was geen haast bij, maar ja, mijn vader stond daar nu al ruim vier maanden op de plank. Het klonk een beetje alsof men de gevonden paraplu die ik in de trein had laten liggen nu toch echt ging weggooien. Ik maakte een ophaalafspraak.

Ik was mijn vader heus niet vergeten. Ik had allang bedacht wat ik met zijn overblijfselen wil doen. Om te beginnen ga ik deze vermengen met die van mijn moeder. Die moet dan overigens ook eerst nog worden opgehaald, want zij staat al ettelijke jaren in een dichtgeschroefd vakje op een kerkhof op enige afstand. De ontstane cocktail van ouderlijke restanten gaan dan vervolgens in een holle wandelstok, die speciaal voor dit doel is ontworpen. Dit instrument, door de producent Tolad genoemd, ontdekte ik eerder dit jaar bij toeval op een uitvaartbeurs. Ik ontdekte trouwens ook die uitvaartbeurs bij toeval, want ik zou daar niet snel op eigen initiatief heengaan. Wanneer je de Tolad met as hebt gevuld, kun je ermee gaan wandelen. Tijdens de wandeling verliest de stok bij elke stap steeds een beetje as. Zo strooi je de as uit over een bepaalde route.

Mijn plan is om het volgend voorjaar, op of rond de trouwdag van mijn ouders, een strandwandeling te maken van Zoutelande naar Westkapelle (of andersom): twee plaatsen waar wij als gezin vaak op vakantie gingen. Ouders neem ik mee in de Tolad en ook hun kleinkinderen mogen mee om de wandelstok zo af en toe vast te houden. Zo strooien wij, met elkaar, pa en ma uit langs de Zeeuwse kust waar ze samen altijd zo gelukkig en ontspannen waren. Onduidelijk is of dit alles ook echt wel is toegestaan, maar zelf vind ik dit een liefdevolle en troostrijke gedachte, die ruimschoots opweegt tegen mogelijke juridische beperkingen.
Bij de Tolad hoort ook nog - heel modern - een app. Die houdt de route bij en maakt daar een landkaartje van, zodat de wandeling later altijd nog opnieuw te maken is. Ook een prachtig initiatief voor wie een slecht geheugen heeft.
Zoals ik.

Note to self: niet vergeten om ook voor mijn moeder tijdig een ophaalafspraak te maken.


zondag 2 december 2018

Te kort

Soms weet je dat er iets staat te gebeuren, bewust of onbewust. Het kan misschien nog een tijd duren, maar het houdt je toch steeds bezig. En dan, als het zover is, lijken alle dagen, weken, maanden die ernaartoe hebben geleid voorbij te zijn gevlogen.

Eindelijk brak het moment dan aan. We hadden er bijna een jaar naar toe geleefd, sinds het aanzoek dat mijn dochter, ons lieve Hommeltje, kreeg van haar eigen lieve Ware, tijdens de laatste nieuwjaarsnacht. Een aanzoek waar zij zelf wel een beetje op had aangestuurd. En terwijl ik zelf altijd in de overtuiging was dat ik mijn kinderen een weinig conventionele opvoeding gegeven, koos Hommeltje voor een traditionele bruiloft met alle toeters en bellen en feesten na Dit was al het tweede huwelijk dit jaar: enkele maanden daarvoor maakte ook haar zusje haar relatie officieel, maar die koos voor een meer pragmatische oplossing met wat minder uitbundigheid maar evenveel liefde.

En nu was het dan zover. Het leek alsof het hele jaar in het teken van deze dag had gestaan. Al in het voorjaar vroegen Hommeltje en haar verloofde mij of ik ze in de echt zou willen verbinden, als een bijzonder ambtenaar van de burgerlijke stand. Ik kon mijn tranen maar net verbijten bij dit eervolle verzoek. Natuurlijk wilde ik dat! Maar bij nadere beschouwing bleek helaas dat de gemeente aan dit idee geen medewerking wilde verlenen. Stelletje bureaucraten. Creatief Hommeltje kwam met de oplossing: ik mocht de ceremonie inluiden en bruidspaar en bezoek toespreken en de echte ambtenaar kon dan vervolgens nog het formele deel afhandelen. En zo geschiedde.

Natuurlijk moest er een geschikte outfit komen. De Ware en ik gingen op zoek naar een pak. Die jacht verdient nog een uitgebreid verslag op een ander moment. Geplaagd door keuzestress kocht ik er uiteindelijk twee en besloot dat ik op de dag zelf dan een definitieve keuze zou maken. Over uitstelgedrag gesproken. Avond aan avond werkte ik aan De Speech en als vaders van de bruid vonden De Ware en ik dat we ook nog een liedje moesten instuderen. Ja, ik was er maar druk mee.

Op de ochtend van de feestdag werd ik dan ook uitgeput wakker. Urenlang trok ik beurtelings beide kostuums aan en uit. We oefenden ons liedje nog maar eens. Ik speechte tegen mijn spiegelbeeld. En toen was het zover. We vertrokken naar de feestlocatie. Daar had Hommeltje zich verschanst in een ruime bezemkast, omdat onze nieuwe schoonzoon haar natuurlijk niet voor de ceremonie mocht zien. Voor het verrassingseffect. En jazeker: ze was een prachtige bruid! Ik begreep opeens de betekenis van de woorden ‘je ziet er stralend uit'. Mijn Hommeltje straalde als de zon op een zomerdag.

Bij aanvang van de plechtigheid liep zij over het gangpad naar haar aanstaande, met aan elke zijde een papa stevig aan de arm. Hoe mooi kan het zijn om weg te geven wat je liefhebt, bedacht ik, toen wij ten overstaan van alle bruiloftsgasten trots en emotioneel richting bruidegom schreden.

Maar ach, wat duurde dat wandelingetje kort. Te kort, vond ik.
Net zoals de zevenentwintig jaren die naar dit moment hadden toe geleid.


vrijdag 26 oktober 2018

Bloot

In de basis ben ik een heel onzeker persoon. Zoals iedereen, volgens mij. Ik ben aldoor op zoek naar bevestiging. Zo onopvallend mogelijk, dat wel. Anders wordt het zo sneu.

Na een zomer die, vakantiegewijs, behoorlijk mislukt te noemen viel, brachten we een nazomers weekje door op een partyeiland van subtropische allure. Even ontspannen, meenden wij, De Ware en ik. We kwamen er niet voor het eerst: we kenden de gastheren in de horeca, de vaste najaarsgasten, de lekkerste strandjes, de heerlijkste restaurantjes. We kozen voor ons verblijf ook dit keer voor een bungalow in een centraal gelegen, maar uiterst rustig en kleinschalig resort voor gelijkgestemden. Clothing optional. Want ja, wij houden ervan, zowel op het strand als in en om de bungalow. Blootlopen.

Tussen bloot en naakt bestaat een belangrijk verschil. Je bent bloot als je zonder kleren loopt. Naakt ben je wanneer je je bekeken voelt terwijl je bloot loopt. Deze definitie heb ik ergens gelezen, maar had ik ook heel goed zelf kunnen verzinnen.  Want het is zeker waar: lekker ongekleed in en om de privacy van de eigen woning rondhobbelen geeft een groot en bloot gevoel van vrijheid. Maar wanneer je je bespied of bekeken weet, voel je vooral heel erg naakt.
En eerlijk is eerlijk: ook zelf keek ik vanaf mijn strandbedje steeds even naar de andere, ongeklede zwembadgasten. Niet om mij te verlekkeren aan fraaie, jonge lichamen. Fraaie, jonge lichamen waren er namelijk maar amper. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de generatie van fraaie, jonge lichamen zich naakt noch bloot wil vertonen. Nee, ik gluur slechts naar generatiegenoten, maak een vergelijkende quick scan en hoop zo te worden gesterkt in het idee dat ik er best nog mag zijn. En goddank is dat doorgaans ook het geval. Ik krijg meer zelfvertrouwen bij het zien van een naakte gelijkgestemde, dan door een blik in de spiegel.

Bij het verlaten van ons bungalowcomplex voor het avondprogramma, deed ik dan steeds weer erg mijn best om het blote lijf in een geschikte outfit te persen. Voor deze vakantieweek had ik meer shirtjes in de koffer dan ik in een maand zou kunnen dragen, ook wanneer ik fulltime gekleed zou zijn. En natuurlijk kocht ik in de loop van de week ook nog een paar nieuwe. Maar buiten ons naturistenkampje golden andere regels. Wie goed gekleed gaat, wil graag worden gezien. Dat maakt het gemakkelijker om ongegeneerd te kijken.
Soms meende ik dan opeens een bekend gezicht te zien, aan een ander tafeltje in het restaurant of aan de toog van de bar. Een leuk, jeugdig type met zichtbaar gevoel voor stijl en mode. Bij nadere beschouwing (en bevestigd door de feilloze waarneming van De Ware) bleek het te gaan om een medebewoner van ons vakantiepark, die de hele dag languit en wijdbeens twee strandbedjes van mij vandaan had gelegen en die ik bij de eerste beschouwing met een minzaam knikje links had laten liggen. En bloot. Deze peervormige figuur, waarop de zwaartekracht behoorlijk veel vat had gekregen, zag er in de verpakking vele malen beter uit.

Ook door deze ervaring voelde ik mij aanvankelijk gesterkt. Als de aankleding zo’n enorm positief effect had op deze bijna bejaarde blootloper, wat moest dat dan niet voor mij betekenen? Even voelde ik mij een jonge god, maar gaandeweg begon een nieuw inzicht te dagen.
Als deze kampgenoot er gekleed zoveel beter uitzag, wat zei dat dan eigenlijk over mij? Hoe zagen anderen dan mijn naakte lijf?
Ik werd er opeens heel erg onzeker van.


zondag 7 oktober 2018

Stress (2)

Het is niet mijn gewoonte mijn avonturen hier als een feuilleton te presenteren. Maar soms kan een vervolg niet uitblijven (kijk hier voor het voorafgaande). Het is maar een dunne lijn tussen stress en pijn.

De telefoon ging. Nog maar amper had ik opgenomen of Collega schreeuwde in mijn oor: ‘Ik heb het gedaan!’ Ik had even tijd nodig om deze informatie te verwerken, maar Collega sneltreinde alweer door. Hij had erg veel pijn gehad, de laatste dagen. Hij vermoedde een hernia die hem al nachten uit de slaap hield. Het Indiaanse kruidenmengel had nagenoeg geen effect. In opperste wanhoop had hij zijn toevlucht genomen tot de wietolie, die nogal tijd in de koelkast stond. Zeker, hij was erg voorzichtig met doseringen. En ja, hij voelde zich direct al meer ontspannen en had veel minder pijn.
Omdat er die middag op het werk een feestelijk, maar tikje plechtig evenement plaatsvond, reed ik op weg erheen langs Collega zodat we er gezamenlijk heen konden fietsen.

‘Kom even binnen’, zei Collega. ‘Je moet ook eens zo’n druppeltje proeven.’ Ik twijfelde wel even, maar een druppeltje leek me weinig kwaad kunnen. Evengoed smaakte dat ene druppeltje alsof ik een hele joint had opgerookt. Collega was toe aan de vierde dosis van die dag. Vijf minuten later voelde ik me behoorlijk licht in het hoofd. Dat duurde gelukkig maar even en toen we op de werkhappening aankwamen merkte ik er niets meer van. Tot Collega en ik elkaar aankeken, terwijl een gepassioneerde spreker een emotioneel afscheidsverhaal hield. Toen moesten we allebei opeens om onduidelijke motieven onbedaarlijk lachen. We voelden dat het enorm gênant was, maar we konden niet stoppen. Collega verliet schielijk de ruimte en bleef de rest van de middag buiten mijn gezichtsveld. Wel hoorde ik hem soms nog vrij luidruchtig in gesprek met andere aanwezigen.

De wietolie zorgde dan wel voor verlichting, maar de hernia hield aan. Collega bezocht met zijn hernia daarom een osteopaat. Hij moest zich volledig uitkleden en werd door de deskundige overal bevoeld, behalve op zijn rug, zich intussen afvragend of deze routine wel normaal was. Het was geen hernia, aldus de osteopaat. Het was vooral een kwestie van balans. Collega moest thuis oefeningen doen. In de besloten van ons kantoor deed hij ze even voor. Hij zakte door de knieën, trok de schouders naar achter en duwde zijn kin naar voren – de armen gestrekt. Als een struisvogel maakte hij zo een aantal flinke passen. Het deed me sterk denken aan Monty Python’s Ministry of Silly Walks en ik moest er smakelijk om lachen.
Collega werd daar onzeker van.
Hij ging toch maar eens googelen wat een osteopaat nou
eigenlijk precies deed.


zaterdag 15 september 2018

Stress

Gedeelde smart is halve smart. Dat is misschien een troostrijke gedachte, maar heel veel heb je er niet aan. De smart is immers nog altijd aanwezig. Soms is het daarom veel beter om de gezamenlijke inspanningen in te zetten om de smart tot een einde te brengen.

Collega en ik hadden last van stress. Met ons werk had dat niet zoveel te maken. Vonden wij allebei. Wel was er een combinatie van andere factoren waar wij ons opgejaagd van voelden, elk op onze eigen manier. Collega werd soms opeens duizelig en weet dat aanvankelijk aan ijzergebrek. Maar de staalpillen die hij vervolgens slikte, maakten geen verschil. Ikzelf had al enkele weken het gevoel alsof er een blok beton op mijn borstkas rustte. Het was beklemmend en vermoeiend. En allebei sliepen wij slecht.

Op een dinsdag sloeg Collega een ochtendkrant open op mijn bureau. Hij wees op een artikel dat handelde over de geneeskrachtige kwaliteiten van wietolie. Hij schoof zijn vinger onder de regel die zei dat wietolie hielp tegen stress. Mijn vragende blik beantwoordde Collega met de mededeling dat hij in het bezit van een weinig wietolie was gekomen en liet daarbij de herkomst in het midden. Zou dat niet de oplossing zijn voor onze almaar aanhoudende stresssymptomen?  Moesten wij dit niet proberen? Collega voegde eraan toe dat hij er in zijn eentje eigenlijk niet goed aan durfde beginnen vanwege grote verslavingsgevoeligheid. Bij mij kwam haarscherp de herinnering boven van de laatste van een handvol wietervaringen, lang geleden, waarbij ik urenlang dood- en doodziek op de wc van een vage kroeg had gelegen in de volle overtuiging dat ik aldaar aan mijn einde zou komen.
Dus nee. Wij moesten dit niet proberen.

Enkele weken later -  meer precies: afgelopen maandag -  vertelde Collega mij hoe goed hij had geslapen en dat het zoveel beter met hem ging. Wazig van vermoeidheid keek ik hem aan, maar hij ging opgewekt voort. Collega maakte gebruik van een volstrekt homeopathisch kruid dat zijn oorsprong kende in India. Uit een handzaam potje slikte tweemaal daags de aanbevolen dosis van twee capsules van dit vitaliserende voedingssupplement. Na drie dagen voelde hij zich fit en relaxt. Zo’n potje wilde ik ook.
Toen ik hoopvol met een overzichtelijk voorraadje thuiskwam, reageerde De Ware hierop vrij cynisch. Zijn Google-research toonde aan dat de werking van dit wondermiddel nimmer was bewezen, dat er vermoedelijk sprake was van een placebo-effect en dat het geldklopperij betrof. Onze intelligente dochter Hommel deed ook nog een duit in het zakje en vroeg mij waarom ik maar liefst vier capsules per dag moest slikken. Waarom zat die aanbevolen dagelijkse hoeveelheid niet in één of eventueel twee capsules? Uiteraard gaf het betwetertje ook het antwoord op haar eigen vraag: omdat het potje nu veel eerder leeg was.

Natuurlijk hadden ze allebei heel vervelend gelijk, maar het blok beton op mijn borst woog zwaarder. Dus begon ik braaf met het slikken van de geadviseerde hoeveelheid. De derde nacht sliep ik als een baby en werd volkomen uitgerust wakker. Na vijf dagen was het blok beton van mijn borst en voelde ik me fit en productief. ‘Symptoombestrijding!’ riep De Ware streng en vast niet onterecht: de oorzaak moest ik aanpakken!
En ook dat is ongetwijfeld waar.
Maar eerst maak ik het potje leeg.


Foto: Leslie Plesser

woensdag 29 augustus 2018

Ja-woord

Vroeger gaf ik haar de liefdevol bedoelde bijnaam Trubbels, maar die is wat minder toepasselijk nu zij is uitgegroeid tot een verantwoordelijke jong-volwassene. En moeder bovendien. Daarom noem ik mijn jongste dochter voorlopig maar even Babygirl. Omdat ze dat altijd blijft (van mij) en omdat ze zelf nu dus ook babygirl heeft (maar die noemen we Bobbygirl).

Babygirl ging trouwen. Of, nou ja, zij en haar lief werden geregistreerd partner. Ze kregen eerder al een kind, een relatie en gingen samenwonen (in die volgorde). En nu dus deze stap. Aanvankelijk was het de bedoeling om de gebeurtenis uiterst kleinschalig te houden, maar na ampel beraad werd toch besloten tot een feestje. Ik vroeg Babygirl of we deze happening officieel konden beschouwen als De Bruiloft. En ja, dat kon.

Ik kende eigenlijk niet het verschil tussen huwelijk en geregistreerd partnerschap, dus dat googelde ik even. Ik leerde dat er voor de Nederlandse wet nagenoeg geen verschil bestaat tussen beide. Er zijn eigenlijk maar twee verschillen. Geregistreerde partners kunnen gemakkelijker van elkaar scheiden. Behalve als er minderjarige kinderen zijn, hetgeen bij Babygirl het geval is. Dus dat maakt alvast niets uit. Of hij wist wat het andere verschil was, vroeg ik aan mijn kersverse Schoonzoon, tijdens het trouwfeestje, ten overstaan van de aanwezige familie en vrienden. ‘De kosten!’ riep Schoonzoon nog jolig, maar dat antwoord kon ik niet goed rekenen. Het publiek hield de adem in en spitste de oren. Babygirl wist het wel: ‘De geloften’, zei ze. En ja, dat was waar: bij de administratieve handeling die het geregistreerd partnerschap is, volstaat een handtekening en hoeven de partners elkaar het ja-woord niet te geven. ‘Ach’, zei ik. ‘Wel een beetje jammer. Want dat is eigenlijk toch best een mooi en romantisch moment.’ En ik vervolgde: ‘Is het daarom geen leuk idee om dat hier en nu, te midden van familie en vrienden, alsnog te doen?’
The crowd went wild.

De moeder en zus van de bruid stonden plotseling klaar, compleet met hamer, om als bijzondere ambtenaren van de burgerlijke stand de prangende vragen te stellen. De bruid zelf werd door De Ware ontvoerd naar de verste hoek van de tuin, om haar daar vandaan weg te geven aan Schoonzoon, die dit alles in lichte verwarring aanschouwde. Het leek wel afgesproken werk, zo snel als dit alles ging. En dat wás het ook: gevieren hadden wij dit moment zorgvuldig voorbereid. Maar de overige bruiloftsgasten speelden hun rol zonder enige aansporing ook enthousiast mee. Terwijl de bruid aan de arm van De Ware richting de stralende bruidegom schreed, scandeerden alle aanwezigen luidkeels de Bruiloftsmars. Allebei antwoordden ze volmondig ‘ja’ op de vraag of zij beloofden de plichten van de huwelijkse staat te vervullen – de bruidegom erg gretig en iets te snel.
Alle aanwezigen joelden instemmend en tevreden. Het was een feestelijk en liefdevol tafereel.

Pas later hoorde ik dat veel aanwezige nichtjes en tantes bij deze informele, spontane mini-ceremonie al even spontaan in tranen waren uitgebarsten.
Precies zoals dat hoort.

dinsdag 14 augustus 2018

Eindstation

Het is zondagochtend. We zitten in Helsinki, De Ware en ik. Het is het begin van de derde volle dag van onze reis door Finland die bijna drie weken gaat duren.

Vandaag verlaten we onze airbnb in de hoofdstad en reizen per trein naar Tampere, dat een paar honderd kilometer noordelijker ligt. Daar bezoeken we onze voormalige buurjongen. Het eerste telefoontje komt rond het middaguur, vlak voordat we de deur achter ons dichttrekken. Iemand uit het zorgteam van mijn vader: het gaat niet goed met hem, hij heeft een diabetische hyper. Een huisarts is gebeld. Ik word op de hoogte gehouden. Ik neem het bericht voor kennisgeving aan en stap in de trein.

Een paar weken voor onze vakantie ging het ook al niet zo goed met mijn tachtigjarige paps. Ik vroeg me af of we eigenlijk wel moesten gaan. Wat als er iets naars, iets drastisch zou gebeuren tijdens onze afwezigheid? Een lieve vriendin sprak de wijze en ware woorden: ‘Dat zou kunnen, maar je kunt er ook niet op gaan zitten wachten’. Omdat pap zich niet echt lekker leek te voelen, was ik er toch niet erg gerust op. Ik besloot nog voor vertrek een afspraak te maken met een uitvaartondernemer. Het leek mij een geruststellende gedachte dat er in het ergste geval iemand was die de zaken snel en vakkundig zou kunnen oppikken. Daags voor ons vertrek had ik een onderhoudend gesprek met deze uitvaartondernemer. Die bleek een uiterst empathische persoon, die mijn bezoek vreemd noch voorbarig vond. We wisselden alvast de nodige informatie uit.

Het tweede telefoontje krijgen we in de trein. Mijn vader is overgebracht naar het ziekenhuis. Of ik daar ook even heen kan komen? In mijn plaats mobiliseer ik een lieve vriend en mijn jongste dochter. Zij bellen mij vrij aangeslagen terug vanuit het ziekenhuis – wij zitten nog altijd in de trein. Ik krijg een arts aan de lijn, die mij vraagt om keuzes te maken. Het is behoorlijk mis. Ik kan niet echt helder nadenken. De arts geeft ons tijd, maar belt al na een half uur terug: er valt weinig meer te kiezen. En er is ook nog maar weinig tijd. We zitten nog altijd in de trein, maar die gaat nu de verkeerde kant op. Wij moeten terug.

Nadat ik het gezellige gesprek met de uitvaartmeneer had gevoerd, bezocht ik natuurlijk ook mijn vader nog om afscheid te nemen. Hij verkeerde in een opgewekte stemming, was goedlachs en leek zich ook fysiek helemaal het mannetje te voelen. Dat was trouwens al een paar dagen het geval. ‘Morgen ga ik met vakantie’, vertelde ik. ‘Nee toch zeker!’ zei hij, en trok daarbij een grote grijns. Met een gerust gemoed liet ik hem achter. Het uitvaartonderhoud leek heel ver weg en was voorlopig ook zeker niet aan de orde.

Het station in Tampere blijkt deze vakantie ons eindstation. Hier wachten buurjongen en zijn auto ons op. Vanuit de trein hebben we hem geïnformeerd. In ijltempo rijdt hij ons terug naar Helsinki, waar het ons niet lukt om nog diezelfde avond een vlucht naar Nederland te nemen, dat kan pas de avond daarna. We overnachten in de buurt van het vliegveld. Dochter meldt telefonisch dat haar opa nu best rustig is – met dank aan de morfine. Voordat we het licht uitdoen stuur ik de uitvaartondernemer een berichtje met de stand van zaken. Uit zijn onmiddellijke reactie spreekt verbijstering: ‘Jeetje, dat is snel!’

Het is maandagochtend. We hebben onrustig geslapen, De Ware en ik. Om zes uur komt het telefoontje. Ook pap heeft zijn eindstation bereikt, toch nog onverwacht. Op ons lijkt de rust nu eveneens neer te dalen. Het duurt nog tot in de avond voordat we huiswaarts kunnen keren, maar ik kan intussen veel overlaten aan onze nieuwe uitvaartvriend: als ik mijn vader op dinsdag weerzie, ligt hij er vredig en goed verzorgd bij.
Die dag, nog geen zeven dagen na de eerste kennismaking, zitten uitvaarder en ik opnieuw met elkaar aan tafel.
Bizar toeval? Voorzienig voorgevoel?
Ik weet het echt niet.
Maar ik heb er vrede mee.