dinsdag 24 juli 2018

Kokkerellen

Ik hou van een bourgondische leefwijze. Genieten van een flesje wijn of een speciaalbiertje met een plankje kaas of noten op een landerige zomermiddag, gewoon omdat het kan. En iets te veel opscheppen van een heerlijke, uitgebreide maaltijd. Zelf bereid. Dat wel.

De afgelopen jaren ben ik zelf koken steeds meer gaan waarderen. Ik vind niet alleen het culinaire kokkerellen leuk, het geeft ook voldoening wanneer het eindresultaat smakelijk geslaagd is. Zelfs al is het zo dat de activiteiten in de keuken doorgaans vele malen langer duren dan die aan de eetkamertafel. En lieve lezer, als u zelf verslingerd bent geraakt aan een hobby, dan weet u hoe dat gaat met zo’n hobby. En als dat niet voor u geldt, dan ga ik dat nu onthullen. Je verlegt je grenzen. Je wilt steeds iets nieuws, iets anders proberen. Iets ingewikkelds soms ook. Het afgelopen jaar heb ik nagenoeg geen dag hetzelfde gekookt.

Een tijd lang volgde ik trouw en braaf de voorschriften van kookgoeroe Jamie Oliver. Blind kocht ik elk van zijn boeken, die ik direct na aankoop watertandend ging doorbladeren. Maar Jamie is een Brit en in zijn natuurlijke habitat lijkt men er een bijzondere agricultuur op na te houden. In mijn eigen land was ik voortdurend wanhopig en tevergeefs naar essentiële ingrediënten als aardperen, enoki’s roodlof of konijnenbout (die ik overigens zelf nooit zou eten). De eenvoudige vaderlandse groenten die ik het hele seizoen in overvloed uit mijn moestuin haal (tuin- en sperziebonen, courgettes, aardappels, komkommers en eenvoudige tomaten) bleven in de gerechten van mijn idool onderbelicht. Ik leerde hierdoor wel improviseren. Bovendien nam Jamie het niet zo nauw met zijn inschatting van de bereidingstijd van zijn gerecht. Wanneer hij sprak over 45 minuten, betekende dat in Britse minuten veelal een kleine 3 uur.

Daarom ging ik ook wel eens vreemd. Met Yvette van Boven, Bill Granger en Mari Saris. Hele kundige koks met heerlijke recepten, maar ook weer met elk hun eigenzinnige eigenaardigheden. Nu neem ik mijn toevlucht tot het boodschappenblad van de supermarkt waar ik de wekelijkse inkopen doe. Bij verschijnen van dit magazine ben ik eveneens een avond zoet met het verlekkerd doornemen van alle recepten. Ze niet al te ingewikkeld of tijdrovend. En de ingrediënten kan ik heel gemakkelijk gewoon toevoegen aan het vaste boodschappenlijstje.
Meestal.

Want met enige regelmaat blijkt mijn huissupermarkt toch niet de pesto-olijven of de cannellinibonen in het assortiment te hebben, die het recept voorschrijft. En dan ben ik alsnog veel tijd kwijt met de dienstdoende, maar doorgaans onbenullige vakkenvuller te wijzen op de lacune, de teamleider erbij te laten halen die vervolgens iets gaat opzoeken in de computer en na een minuut of twintig komt melden dat hij het product wel kan bestellen en dat ik het dan binnen vijf dagen kan komen halen. Mijn humeur en weekmenu liggen dan allang in duigen en ik dien vervolgens een formele klacht in bij de filiaalmanager, die als excuus hanteert dat het filiaal helaas niet altijd goed wordt geïnformeerd over de landelijke acties van de supermarktketen. ‘Maar u kunt dit blaadje toch ook zelf lezen?’ wil ik nog inbrengen en ik doe er het zwijgen toe. In de verloren tijd had ik al lang een gerecht in elkaar kunnen improviseren van Jamie Oliver.
Dus dat doe ik dan vervolgens thuis.


maandag 9 juli 2018

Plendik

Taal is zeg maar echt mijn ding. Ik heb er niet voor niets mijn vak van gemaakt en ik volg graag de ontwikkelingen op taalgebied. Want die zijn er echt wel. Bovendien is taal een instrument dat je karakter kleurt en waarmee je je verstaanbaar maakt. Of niet

Het mooiste van taal vind ik de dynamiek. Want nee, een taalpurist ben ik niet. Taal leeft! En natuurlijk: op het schooltje waar ik werk ben ik tijdens de taallessen ook gehouden aan de landelijk vastgestelde spelling. Maar verder moedig ik creativiteit aan en bewonder ik bedenkers van nieuwe woorden en scherpe uitdrukkingen. Zo was - en ben – ik een groot liefhebber van Kees van Kooten, die het Nederlands heeft verrijkt met zoveel fraaie taaltwists. Het andere grote taalidool uit mijn jonge jaren is Pippi Langkous.

Natuurlijk sprak Pippi eigenlijk Zweeds, maar zij had ook een Hollandse mond. Tijdens een meditatief moment bedacht zij het woord spoenk en vroeg zichzelf onmiddellijk af wat dat zou kunnen betekenen. Een monster? Een stofzuigertje? Iets eetbaars? Een ziekte? Zij ging naar een snoepwinkel en een dokter om erachter te komen en werd daar vervolgens bevestigd in haar eigen originele vondst.
Afgelopen week meende ik dat een van mijn studenten zelf ook een woord verzonnen had, toen ik een tafel passeerde waar een groepje een opgewonden gesprek voerde. Een van hen gebaarde heftig, terwijl hij tijdens zijn verhaal voortdurend sprak over nixovan. Ik vertraagde en draaide me even om om dit woord en de eventuele betekenis ervan goed tot me te laten doordringen. Eerst dacht ik dat het een naam was, maar nee: student bedoelde hiermee duidelijk te maken wat hij in een eerdere dialoog allemaal had laten weten en merken. Wat hij steeds zei was ‘En ik zo van…’. Hiermee gaf hij aan hoe hij reageerde op een gesprekspartner. Het betrof hier feitelijk de Nederlandse equivalent van de Angelsaksische uitdrukking ‘And I was like…’ Toch niet zo bijster origineel.

Maar afgelopen weekend had ik een gezellig gesprek met mijn kleindochter, de driejarige vlot babbelende Bob. Zij bood mij een symbolisch geschenk aan en had daar ook een naam voor: plendik. Met gerichte en slinkse vragen probeerde ik erachter te komen waarmee ze mij verraste. Zij onthulde dat plendik van papier is en bovendien heel handig in het gebruik. Verder deed Bob hierover weinig uitspraken. Wel kwam ik erachter dat plendik zonder lidwoord wordt gebruikt. Je hebt dus gewoon plendik. Of je krijgt plendik. Zoals ik zomaar plendik kreeg. Ik was er erg blij mee en ik zorg nu heel goed voor mijn plendik.
En ik ben er zeker van dat in kleine Bob een Pippi Langkous schuilt.