woensdag 27 november 2019

Draadloos

Af en toe is de som van één plus één oneindig veel meer dan twee. Mijn relatie is daarvan een sprekend voorbeeld. Maar die wet blijkt soms ook te gelden op een meer aards en alledaags niveau.

Als ik beweeg, hoor ik graag muziek. Beats en bassen drijven mij tot het uiterste. Daarom draag ik op de fiets en in de sportschool altijd een koptelefoontje. Wat mij betreft dé uitvinding van de twintigste eeuw. Wel verkeer ik in een voortdurende haat-liefdeverhouding met dit kleinood. Veel tijd gaat er verloren met het ontwarren van de bedrading alvorens in elk oor een speaker te kunnen plaatsen. Door mijn oplopende ongeduld en gebrek aan elegantie wil zo’n kabeltje dan bovendien nog weleens breken. De ervaring leert dat de prijs van de koptelefoon hierin geen enkel verschil maakt. Groot was mijn blijdschap toen De Ware mij voor mijn laatste verjaardag verraste met een draadloos exemplaar: twee goed passende oordopjes met een bluetoothverbinding naar de muziekbron. Ik was er uiterst verguld mee en ging er spontaan meer van fietsen.

Een van mijn fietstochten voerde onlangs naar een reeks kledingzaken, waar ik zocht naar een winterjas. Ook in de paskamer bleef mijn draadloze soundtrack onverminderd doorspelen. Al in de vierde winkel vond ik het gewenste model. Bij het afrekenen was enige communicatie noodzakelijk met het verkopende personeel. Ik verplaatste mijn dopjes van oor naar broekzak. Mijn nieuwe jas trok ik direct aan. Ik fietste nog langs een handvol winkels voor de aanschaf van een paar bijpassende handschoenen. Na een uurtje kreeg ook deze zoektocht een succesvol einde. Erg koud was het nog niet, dus de nieuwe handschoenen gingen in de zakken van mijn nieuwe jas. Geheel winterklaar wilde ik huiswaarts fietsen, muziek in het hoofd.

Tot mijn groeiende ontzetting vond ik het rechterdopje niet meer terug. Hoe diep ik ook in mijn broekzak graaide, het enige wat ik omhoog haalde was een sleutelbos en een zakdoek. Het zweet brak me uit. Wat was het nut van een enkel dopje dat als een eenzame weduwe in mijn linkeroor zou fluisteren?

Razendsnel ging ik in de stilte van mijn hoofd mijn gangen na. Had ik niet mijn neus gesnoten voor de kassa van de jassenzaak? Had het ontbrekende draadloze dopje toen samen met mijn zakdoek mijn broekzak verlaten? Was het hulpeloos op de winkelvloer beland? Kon het een dergelijke val wel overleven? Geluidloos en met tegenwind haastte ik mij terug naar de vermeende plaats delict. Daar aangekomen hield ik hijgend de overlevende dop voor de ogen van de caissière. Of er hier een dergelijk voorwerp gevonden was? Ik hield mijn adem in terwijl zij naar mijn dopje keek. In slow motion draaide zij zich om, greep achter zich en bewoog zich naar mij terug mét de verloren zoon tussen haar vingers. In mijn hoofd begon zonder aankondiging een gospelkoor te zingen, mijn hart klopte 180 beats-per-minute. Ik kon de winkeljuf wel zoenen, maar beheerste mij en bedankte haar vriendelijk - maar toch iets te uitbundig.

Met beide doppen op het hoogste volume fietste ik naar huis, euforisch van dit happy end. Hoe geweldig als iets naars zich toch zo ten goede keren kan!

Eenmaal thuis moest ik constateren dat de zakken van mijn nieuwe jas niet heel erg diep bleken. Een van mijn nieuwe handschoenen was ik ergens verloren. Tweemaal fietste ik de afgelegde route heen en weer, maar helaas. De overgebleven handschoen is alleen gebleven.
Uit schuldgevoel fiets ik daarom deze winter steeds met een blote hand.


woensdag 13 november 2019

Actie

Wonderlijk hoe erfelijkheid zich manifesteren kan. Hoe broers of zussen uiterlijk zoveel op elkaar kunnen lijken. Of juist niet. En vooral: hoe je als ouder zoveel van jezelf in je kind herkennen kunt, als een genetisch spiegelbeeld. Griezelig bijna.

Mijn middelste dochter is een activist. Dit is niet mijn mening, maar een feitelijke constatering. Zij maakt zich sterk voor dieren en minderbedeelden. Ze ondersteunt alle gendertypen in hun strijd om erkenning en neemt vrij en de trein om in klimaatmarsen mee te lopen. Vliegen en vlees eten heeft zij plechtig afgezworen. Bij wijze van verjaardagsgeschenk kreeg ik van haar het boek van voorbeeldactivist Greta Thunberg. Haar opvattingen zijn uitgesproken en derhalve niet mis te verstaan. Met de minder goede verstaander gaat zij steevast en onvermoeibaar de discussie aan.   

Ik heb het sterke vermoeden dat mijn dochter mijn genen heeft. In mijn jonge jaren was ik immers ook een activist. Als protest tegen de woningnood woonde ik in een kraakpand, als student stond ik op de barricaden tegen de invoering (!) van het collegegeld, ik liep tussen honderdduizenden tijdens de twee grootste antikernwapendemonstraties allertijden en ik droeg zonder onderbreking een button met de ondubbelzinnige slogan ‘Actie? Ik doe mee!’

Maar ach, mijn kraakcarrière duurde minder dan een week omdat in het betreffende pand in die novembermaand geen gas of water beschikbaar was. Mijn studentenprotest was eigenlijk een verkapte spijbelactie. Naar de Haagse en hoofdstedelijke kruisrakettenmarsen reisde ik af als allemansvriend in de massamenigte. En die button? Vond ik op straat en kleurde heel fraai bij mijn kekke blauwe laarsjes. Zeker: ik was een activist, maar wel een luie.

Deze week kruisten de professionele paden van mijn dochter en mij elkaar toen we even mochten samenwerken op haar werkplek. Ze is nu bijna net zo oud als ik toen zij geboren werd. En  - als aanvullend bewijs van onze gemeenschappelijke erfelijkheidsdragers  - zij beweegt zich nu, net zoals ik toen, in het onderwijs. Of nee: dit is niet helemaal een correcte weergave van zaken. Toen ik haar leeftijd had, bewoog ik me vooral het onderwijs uit. Ik was moe van de stuiterende, licht-criminele en moeilijke mavoklantjes waarmee ik dagelijks van doen had. Van die vermoeidheid bij dochterlief geen spoor. Energiek, doortastend, slagvaardig en met een natuurlijk gezag houdt zij zich uitstekend staande in de hectiek van onbeheerste puberreflexen. Zij geeft aldus de term activisme een nieuwe dimensie.

Jawel, zij beschikt zonder twijfel over hetzelfde genenpakket als ik. Ze weet dat alleen beter te benutten. Actiever. Minder lui. Zij blijkt gewoon een beter gelukte versie van mijzelf.
Mooi om te zien hoe de evolutie werkt. Hoopgevend ook.


zaterdag 26 oktober 2019

Baard

Als influencer avant la lettre haak ik doorgaans niet aan bij ontwikkelingen en rages in de mode of bij hypes in het algemeen. Integendeel, ik bén de hype.  Op een heel enkele keer na, misschien.

Sinds enige jaren is De Baard weer gemeengoed in het vaderlandse straatbeeld. Of misschien is die zelfs alweer op zijn retour. Ik weet dat niet zeker, het is een ontwikkeling die ik niet van nabij heb gevolgd – nee, zelfs links heb laten liggen. Gezichtsbeharing is zeg maar niet echt mijn ding. Wel las ik recent een artikel in een herenglossy over De Baard als statussymbool bij (als vrouw geboren) transmannen. Het lijkt erop dat er voor De Baard derhalve een groeiende doelgroep bestaat.

Net zoals elk ander zichzelf respecterend stijlicoon ben ik altijd uiterst kritisch op de wijze waarop ik mijzelf aan de buitenwereld vertoon. Want, ja: voorbeeldfunctie, imago, ideaalbeeld enzovoort. Die kritische kijk begint elke dag opnieuw in de spiegel. Op een ochtend probeerde ik me voor te stellen hoe ik De Baard zou dragen. Heel erg moeilijk was dat niet, want ooit, vér voordat elke wannabe hipster  zich liet trimmen bij de lokale barbier, was ik al in het bezit van een baard-snorcombinatie. Zelf liet in die dagen mijn gezichtshaar groeien uit gemakzucht, maar ik zag er als achttienjarige wel behoorlijk volwassen uit. Indertijd was dat goed voor zowel imago als zelfbeeld.

Eigenlijk bezat ik dus best positieve herinneringen aan het dragen van De Baard. Vanuit die invalshoek nam ik een ingrijpend besluit: ik ging stijlbreuk plegen. Ik ging eens een keer níet de trend setten, maar volgen. Of: juist nieuw leven inblazen.
En dus zette ik mijn überhippe Boldking-abonnement stop en doneerde mijn klimaatverantwoorde Bodyshop-scheercrème aan iemand met een haarloze uitstraling. Tegen de spiegel sprak ik de gedenkwaardige woorden: ‘Laat De Baard maar komen’.

Het tempo van de groei leek wat lager te liggen dan gedurende mijn adolescentie, maar wellicht was ik ongeduldig. Na vier dagen was de onderste laag van mijn gezicht behoorlijk bedekt. De Baard was iets minder grijs dan ik had verwacht, dat was een meevaller. De lengte verliep nogal ongelijkmatig, hetgeen leidde tot een soort zwerverlook. Ik zocht al googelend naar een oplossing voor dit probleem en er waren er honderden. Allemaal vrij prijzige trimapparaten, nat of droog, met of zonder draad. Het leek me nog te vroeg voor een dergelijke diepte-investering, dus ik probeerde met de huistondeuse het gazon te maaien. Met wisselend succes.

Intussen vertoonden mijn nieuwe gezicht en ik ons ook in het openbaar. Van een lieve (baardloze) vriend kreeg ik complimenten, van een door mij hoog geachte (vrouwelijke) collega uitgesproken afkeuring. De rest van de wereld zei helemaal niets of beperkte zich tot de constatering dat ik De Baard liet groeien. Als stijlbrigadier weet ik een dergelijke reactie maar al te goed te duiden: deze is vrij dodelijk.
Natuurlijk: de echte eigenzinnige aanzienskunstenaar blijft stoïcijns onder de ongefundeerde kritiek van het gepeupel: zij weten niet wat zij doen. Maar ook De Ware liet zich niet onbetuigd en liet niet na om meerdere malen per dag met mij het verdriet te delen dat mijn metamorfose met zich meebracht.
Op de zevende dag ging het mes erin. Na de kritische ochtendblik in de spiegel erkende ik het gemis aan meerwaarde die De Baard bracht. Mijn beslissing was wellicht gebaseerd op misplaatst jeugdsentiment. Maar leerzaam was dit avontuur wel.
Ik moet mij louter nog richten op de pure stijlinnovatie.

zaterdag 21 september 2019

Afgewogen

Onder het sterrenbeeld Weegschaal ben ik geboren. Het goede nieuws is dus dat ik bijna jarig ben. Maar verder ben ik hieronder mijn hele leven gebukt gegaan. Ik ben een besluiteloze twijfelaar.

Het is waar: ik kan niet kiezen. In de supermarkt wissel ik voortdurend van rij bij de kassa. In de file op de snelweg verruil ik voortdurend de linker- voor de rechterbaan. Of voor de middelste. En als ik twee schoenen heb gepast die mij allebei aanstaan, dan koop ik ze het liefst allebei. Soms kost het nemen van deze beslissingen ook nog enorm veel tijd. Uren die ik nooit meer terug krijg – terwijl het doel van dat oeverloze wikken en wegen vaak juist is om tijd te besparen.

Afgelopen week moest ik voor mijn werk een hele dag naar een filiaal in een verder gelegen gemeente. Om verschillende redenen besloot ik de trein te nemen. Het betreffende filiaal lag op enkele minuten lopen van een NS-stationnetje en ik kon op deze wijze gezellig met collega’s samen reizen. De belangrijkste reden was echter dat ik niet per auto in een langdurige ochtend- of avondspits verzeild zou raken. Het was een wel afgewogen beslissing en eigenlijk ook best snel genomen. Omdat de dienstregeling niet echt goed aansloot op mijn werktijden moest ik wel verschrikkelijk vroeg op. Maar eenmaal op het perron keek ik uit naar de sprinter, waarin mijn collega’s al eerder waren ingestapt. Het treintje had een kleine tien minuten vertraging en ik kon me er met moeite in persen. Ik zag nergens een collega en er was ook geen enkele ruimte om me waarheen dan ook te bewegen. Bij aankomst was de vertraging opgelopen tot meer dan een kwartier, ik moest rennen om op tijd te zijn.

Gelukkig verliep de dag voorspoedig en ik kon zowaar een trein eerder huiswaarts namen. Op het piepkleine perronnetje hadden zich al heel wat andere collega-reisgenoten verzameld. Al snel bleek dat zij daar al geruime tijd waren. De vorige trein was uitgevallen. De trein, waarop ook ik mijn zinnen had gezet, had een vertraging van tien minuten. Nee, dertien. O nee, negentien. O nee, daar kwam hij aan. Een trein reed langzaam door het station, zonder te stoppen. Ja, dat was hem. Een geautomatiseerde stem riep dat onze trein over enkele minuten zou vertrekken. Online informatie leerde dat het nog wel twintig minuten kon duren. Kortom, chaos op het spoor.
Enkele medereizigers besloten een bus te nemen naar het stedelijke centrale station, om vandaar op hun aansluiting te stappen. Ongeduldig van het vruchteloze wachten besloot ik (!) aan te sluiten.

De bushalte was minder dan drie minuten lopen. Er zouden hier twee soorten bussen vertrekken. De eerste al binnen vijf minuten, maar die reed helemaal door het drukke stadscentrum naar het station. De andere bus zou vertrekken over negen minuten, en die rit zou zo’n zes minuten duren en daarmee sneller op de bestemming zijn. Ik besloot (!) de wachttijd nog even te benutten om te kijken of er al iets op het kleine perronnetje gebeurde. Toen ik erheen liep zag ik een trein stil staan. Ik trok een sprintje, de bocht om, de trap op en zag, eenmaal boven, de trein vertrekken van een leeg perron.
Terug dus naar de bushalte. En natuurlijk, daar stond nu een bus. Mijn collega-reizigers zag ik niet meer. Opnieuw maakte ik snelheid en dit keer sprong ik buiten adem maar precies op tijd in de overvolle bus. Terwijl die weg reed zocht ik naar de collega’s. Ze zaten er niet in. Ik zag nu dat er net voor ons ook een bus was weggereden: de snelle lijn.
Ik zat in de langzame lijn. Helemaal alleen. De moeizame rit door het spitsdrukke centrum duurde zo’n veertig minuten. Eenmaal op het station zag ik andermaal mijn trein wegrijden.
Gelukkig was ik bijna jarig.

maandag 26 augustus 2019

Melodietje

Soms zingt er een liedje hardnekkig door je hoofd. Je weet niet precies waar je het hebt opgepikt en je weet eigenlijk niet eens precies hoe het ook weer gaat. Maar als je de moeite doet om even je ogen te sluiten, erbij stil te staan, dan blijkt er toch een reden voor te zijn.

Ik bracht een bezoekje aan Memory Lane, de straat waarin mijn ouderlijk huis stond. Ik was er vele jaren niet geweest. Ons huis was sindsdien al enkele malen van eigenaar gewisseld. Nu was ik uitgenodigd, door de generatiegenoten met wie ik hier opgroeide. Kort na elkaar waren hun beide ouders gestorven, die nog altijd woonden in die straat van toen. Nu zou ook dit laatste bastion uit onze jeugd verkocht worden. De vier dochters wilden alle nog levende leden van de drie gezinnen die hier met elkaar lief en leed deelden de gelegenheid geven om afscheid te nemen. Van het huis. De buurt. De straat. Een tijdperk. Allemaal hadden we de uitnodiging dankbaar aangenomen.
Al vanaf dat moment dwarrelde er voortdurend een ongrijpbare flard van een melodietje tussen mijn oren.

Toen ik het huis binnenstapte, stond ik in een verbijsterend tastbaar verleden. De tijd had hier niet heel hard huisgehouden. Bijna alles was nog net zoals veertig jaar geleden. Alleen de afmetingen waren veranderd. De ruime slaapkamers bleken tegenwoordig een stuk kleiner te zijn dan in mijn herinnering. Of was ikzelf zoveel groter geworden? Dit onbeschadigde decor en het gezelschap dat daarin thuishoorde brachten al snel veel herinneringen naar boven. We spraken over wat we allemaal nog wisten en over wat vergeten leek te zijn.
Intussen speelde zachtjes nog die vage soundtrack in mijn hoofd.

We hadden het over die jaren van veiligheid en vertrouwen in de polder tussen de boerderijen en de korenvelden. Over een onbezorgde jeugd. Er hing geen touwtje door de brievenbus, nee: de achterdeuren stonden altijd open. We waren vogelaars, verstoppertje-spelers, softballers. We haalden verse eieren en zagen kalfjes geboren worden.
We hadden het over onze ouders, die er niet meer waren. Behalve die laatste, die op deze dag ook in ons midden was en die we koesterden als kuikens hun moederkloek. De moederkloek die zij ons hele leven was geweest.
En terwijl we liefdevol terugkeken, zong zachtjes steeds dat deuntje door.

Toen ik naar huis reed, was ik toch een beetje aangeslagen. Dit afscheid was harder binnengekomen dan ik had voorzien. Er leek een deur voorgoed gesloten. En toen, terwijl de afstand tussen mij en mijn verleden langzaam groter werd, kwam daar eindelijk dat regeltje bovendrijven. Een regeltje uit een liedje uit mijn jeugd. Duidelijk hoorbaar.
Ik was een kind, hoe kon ik weten dat dat voorgoed voorbij zou gaan.

zaterdag 10 augustus 2019

Schaapachtig

Het kan altijd erger. Dat is de gedachte waaraan de onverbeterlijke optimist - die ikzelf nu eenmaal ben - zich steeds weer optrekt, wanneer het even niet meer gaat. Een gedachte die soms wel wat al te nadrukkelijk wordt bevestigd.

We vieren vakantie, De Ware en ik. We maken een rondreis door het Verenigd Koninkrijk - meer bepaald: Engeland en Wales. Het is een roadtrip langs overweldigende vergezichten, kneuterige kerkdorpen en wereldse steden, begeleid door een soundtrack van hedendaagse Britpop en zowel boze als bezorgde Brexitberichtgeving op de autoradio. Mede daardoor voelt deze tocht soms een beetje als de afscheidstournee van een voormalig idool dat lijkt weggezonken in vergane glorie. Maar er is, gelukkig en vooral, ook veel moois te zien.

Het links rijden valt ons allebei alleszins mee. Rechts inhalen en linksom de ontelbare rotondes oprijden: al heel snel doen we dapper mee. ‘Live like a local’, dat is deze weken sowieso ons motto. Vooral wanneer we - als voetgangers - heel lang moeten wachten op een verkeerslicht bij een oversteekplaats en andere wandelaars dit rode licht gewoon negeren. Dan sluiten ook wij heel stoer en dapper aan bij deze Britse ongehoorzaamheid.
We hebben onze reis voor aanvang al uitgestippeld. We weten daarom (bijna) elke ochtend waar we ’s avonds zullen slapen, een enkele keer pas kort tevoren vastgelegd. Het vinden van onze logeeradressen is niet altijd even gemakkelijk. De heuveltop van onze cottage in Wales blijkt voor onze satellietnavigatie niet in kaart gebracht gebied. De amper verharde weggetjes zijn te smal om te keren, dus we lijken eindeloze rondjes te rijden tussen de adembenemende panorama’s. Ook het hotel in het hartje van Cardiff laten we links liggen, waarna we licht panikerend de stadsfile proberen te verlaten om rechtsomkeert te maken. En de landlady van ons verblijf in Brighton geeft ons zomaar een onjuist adres door, waardoor we worden teruggeworpen op De Hollandse Mond en onze Engelse taal-skills. Eind goed, al goed. Maar niet echt ontspannen. Na een lange rit zorgt zo’n onvoorzien slot voor behoorlijk wat stress en irritatie.  

Maar het kan altijd erger. Geheel volgens ’s lands imago is het weer wisselvallig en weinig voorspelbaar. We weten nooit goed wat we nu weer moeten aantrekken, want als in de ochtend de zon zich laat zien, kan het in de middag behoorlijk regenen. Sterker nog: dat ís doorgaans zo. Het is moeilijk om onze activiteiten op de weerprognoses af te stemmen. Op een licht bewolkte middag besluiten we een wandeling te maken over de Welshe heuvelen, gewapend met een uitgeschreven route die we vonden in onze authentieke cottage en die nóg meer stunning views of outstanding beauty belooft. De tocht kent een gemiddelde moeilijkheidsgraad. We parkeren onze auto zo ongeveer in een greppel en luttele meters verder gaat het bospad steil omhoog. Onze sneakers zijn hier niet echt op gemaakt, maar we blijven overeind. Na ruim een uur klauteren bereiken we de top en jawel: we staan middenin een prachtige 360-graden schildering. Her en der slaat een schaap ons schaapachtig herkauwend gade. We fotograferen ons wezenloos. Dan begint het te regenen. Eerst mottig, maar vrij snel harder. Vandaag hebben we ervoor gekozen om een stijlvol t-shirt te dragen en jas en vest in de auto laten. Snel beginnen we aan de afdaling, maar de regen bemoeilijkt die aanzienlijk. Al schuivend proberen we de routebeschrijving te volgen, die inmiddels net als wij doorweekt en ook nog slecht leesbaar is. Even visualiseer ik een situatie waarin een van ons valt, een been of erger breekt en door de ander moet worden achtergelaten in dit onbegaanbare woud, wachtend op de komst van de traumahelikopter (die natuurlijk nergens landen kan).

Het einde van de routebeschrijving is onduidelijk. We kunnen kiezen uit drie opties, maar welke keuze we ook maken: geen van deze leidt naar ons startpunt. Uiteindelijk belanden we op een smalle en bochtige autoweg zonder berm en waar we ons steeds tegen de bergwand moeten drukken wanneer het verkeer langs raast. En wat is nu ook alweer de veilige kant om te gaan lopen?
Het is droog wanneer we uiteindelijk onze auto bereiken. Wij zijn koud en nat, maar ook opgelucht en toch ook wel trots. Want ach: het kan altijd erger.
En een paar dagen later is dat ook het geval. Iets met een treintje, een brug en een paard.
Maar daarover een volgende keer.
Of niet.