zaterdag 26 oktober 2019

Baard

Als influencer avant la lettre haak ik doorgaans niet aan bij ontwikkelingen en rages in de mode of bij hypes in het algemeen. Integendeel, ik bén de hype.  Op een heel enkele keer na, misschien.

Sinds enige jaren is De Baard weer gemeengoed in het vaderlandse straatbeeld. Of misschien is die zelfs alweer op zijn retour. Ik weet dat niet zeker, het is een ontwikkeling die ik niet van nabij heb gevolgd – nee, zelfs links heb laten liggen. Gezichtsbeharing is zeg maar niet echt mijn ding. Wel las ik recent een artikel in een herenglossy over De Baard als statussymbool bij (als vrouw geboren) transmannen. Het lijkt erop dat er voor De Baard derhalve een groeiende doelgroep bestaat.

Net zoals elk ander zichzelf respecterend stijlicoon ben ik altijd uiterst kritisch op de wijze waarop ik mijzelf aan de buitenwereld vertoon. Want, ja: voorbeeldfunctie, imago, ideaalbeeld enzovoort. Die kritische kijk begint elke dag opnieuw in de spiegel. Op een ochtend probeerde ik me voor te stellen hoe ik De Baard zou dragen. Heel erg moeilijk was dat niet, want ooit, vér voordat elke wannabe hipster  zich liet trimmen bij de lokale barbier, was ik al in het bezit van een baard-snorcombinatie. Zelf liet in die dagen mijn gezichtshaar groeien uit gemakzucht, maar ik zag er als achttienjarige wel behoorlijk volwassen uit. Indertijd was dat goed voor zowel imago als zelfbeeld.

Eigenlijk bezat ik dus best positieve herinneringen aan het dragen van De Baard. Vanuit die invalshoek nam ik een ingrijpend besluit: ik ging stijlbreuk plegen. Ik ging eens een keer níet de trend setten, maar volgen. Of: juist nieuw leven inblazen.
En dus zette ik mijn überhippe Boldking-abonnement stop en doneerde mijn klimaatverantwoorde Bodyshop-scheercrème aan iemand met een haarloze uitstraling. Tegen de spiegel sprak ik de gedenkwaardige woorden: ‘Laat De Baard maar komen’.

Het tempo van de groei leek wat lager te liggen dan gedurende mijn adolescentie, maar wellicht was ik ongeduldig. Na vier dagen was de onderste laag van mijn gezicht behoorlijk bedekt. De Baard was iets minder grijs dan ik had verwacht, dat was een meevaller. De lengte verliep nogal ongelijkmatig, hetgeen leidde tot een soort zwerverlook. Ik zocht al googelend naar een oplossing voor dit probleem en er waren er honderden. Allemaal vrij prijzige trimapparaten, nat of droog, met of zonder draad. Het leek me nog te vroeg voor een dergelijke diepte-investering, dus ik probeerde met de huistondeuse het gazon te maaien. Met wisselend succes.

Intussen vertoonden mijn nieuwe gezicht en ik ons ook in het openbaar. Van een lieve (baardloze) vriend kreeg ik complimenten, van een door mij hoog geachte (vrouwelijke) collega uitgesproken afkeuring. De rest van de wereld zei helemaal niets of beperkte zich tot de constatering dat ik De Baard liet groeien. Als stijlbrigadier weet ik een dergelijke reactie maar al te goed te duiden: deze is vrij dodelijk.
Natuurlijk: de echte eigenzinnige aanzienskunstenaar blijft stoïcijns onder de ongefundeerde kritiek van het gepeupel: zij weten niet wat zij doen. Maar ook De Ware liet zich niet onbetuigd en liet niet na om meerdere malen per dag met mij het verdriet te delen dat mijn metamorfose met zich meebracht.
Op de zevende dag ging het mes erin. Na de kritische ochtendblik in de spiegel erkende ik het gemis aan meerwaarde die De Baard bracht. Mijn beslissing was wellicht gebaseerd op misplaatst jeugdsentiment. Maar leerzaam was dit avontuur wel.
Ik moet mij louter nog richten op de pure stijlinnovatie.