dinsdag 26 juni 2018

Hamer

Ik werd gevraagd om een bijdrage te leveren aan het goede doel. Niet met een bijdrage in een collectebus of een periodieke afschrijving. Neen, het ging hier om een veel persoonlijker inzet. Om de inzet van mijn persoon.

Of ik tijdens een benefietbijeenkomst wilde opereren als veilingmeester bij een kunstveiling, die geld moet opbrengen voor hersenonderzoek. Een bijzonder verzoek, want ik word niet gehinderd door al te veel kennis van kunst en ook van veilingvaardigheden weet ik weinig.
Maar ja. Ik voelde mij gevleid door deze vraag en ik ben tevens een groot voorstander van gezonde hersens. De ijdelheid sprak ook een woordje mee. Dus ik dacht even na en zei ja.

Vanaf dat moment sloeg direct en in alle schizofrenie de onzekerheid toe, want de perfectionist in mij schudde voortdurend zuchtend het hoofd bij zo’n onmogelijke opgave terwijl de optimist opgewekt begon aan de voorbereiding. We keken samen naar filmpjes van veilingen en lazen over de regels en het vakjargon. Er ging een wereld voor ons open. We zochten een geschikte outfit bij elkaar en bijbehorende accessoires. Maar wacht! Er bleek een essentieel element te ontbreken. Er hoorde immers ook nog een veilinghamer bij, bedachten beide alter ego’s twee dagen voorafgaand aan het evenement.

Ik stalkte mijn vrienden- en kennissenkring, live en online, maar zonder resultaat. Ik mailde clubs en verenigingen om een voorzittershamer, maar zonder reactie. Wel kreeg ik de tip om een kringloopwinkel te bezoeken. Daarvoor trok ik een dagdeel uit en dat bleek maar net voldoende.
Een bezoek aan een kringloopwinkel staat gelijk aan een dagje uit. Zoiets als een museumbezoek. En een soort trip down memory lane. Ik keek mijn ogen uit naar alle viewmasters, slacentrifuges, grobbebollen en betamax recorders. De spuuglelijke, koperen, zonvormige klok die altijd in de woonkamer van mijn ouders hing, zag ik ook - met een prijskaartje eraan van 100 euro. Toen die sluitingstijd afgaf en het bijpassende winkelmandje van retro roestvrijstaal gaaswerk al bijna helemaal was gevuld met jeugdherinneringen schoot het doel van mijn bezoek mij opnieuw te binnen. De zwaar besnorde kringloopdeskundige keek mij niet-begrijpend aan bij de woorden veiling en voorzitter en bood mij voor een habbekrats een manshoge rubberhamer aan, waarmee zichtbaar al vele stadsdelen waren bestraat. Teleurgesteld verliet ik het kringlooppand.

De avond voor de veiling zat ik mismoedig aan de toog van mijn stamcafé en stortte mijn hart uit bij de kastelein. Deze toverde vervolgens een houten hamertje met een deels kunststof kop tevoorschijn. ‘Voorzichtig slaan,’ luidde de waarschuwende bijsluiter. ‘De kop zit los’.

Ondanks (of dankzij) de beperking van het onhandige hamertje lukte het tijdens de veiling om volop eenmaal andermaal af te slaan.
Maar wel voorzichtig, dat wel.



woensdag 6 juni 2018

Rust

Zowel de lichamelijke als de geestelijke vermogens van mijn vader nemen langzaam af. Na een val en een gebroken heup, lijkt ook zijn geheugen weer een klap te hebben gekregen. Zelf voel ik mij door deze ontwikkeling genoodzaakt om hem vaker op te zoeken, wat niet echt logisch is. Ik leg mijzelf hiermee bovendien een grotere druk op. Maar eenmaal aangekomen, kom ik gelukkig weer tot rust.


Het tijdstip waarop ik kom is niet aangekondigd en ook niet heel gebruikelijk maar toch kijkt mijn vader niet verrast. ‘O, ben je d’r’, zegt hij bovendien, alsof hij al uren op mij zit te wachten. Het is een van de warme, zonnige dagen van dit voorjaar en hij is door de zorgdames in zijn rolstoel het balkon op gereden. Daar zit hij, alleen in de schaduw, in lichte verwondering voor zich uit te kijken alsof het uitzicht steeds weer nieuwe inzichten biedt. Als ik een stoel naast hem schuif, begint hij mij te vertellen wat er allemaal te zien blijkt.

Tenminste: dat vermoed ik. Helaas kan mijn vader niet meer de juiste woorden vinden voor wat hij bedoelt. Uit de toon die hij aanslaat valt af te leiden of hij opgewekt, verbaasd, opstandig, bang of boos is. Ik reageer daarop dan met eenzelfde toon of probeer hem gerust te stellen of te kalmeren. We hebben dan toch een dialoog, ook al ontbreekt de inhoud. Maar wanneer hij iets aan mij uit wil leggen, is dat lastiger.
‘Een lekkend motorblok’, zegt hij, wijzend op de bovenverdieping van het gebouw waarop we uitkijken. ‘Een motorblok’, herhaal ik twijfelend. En vervolgens, met wat meer zekerheid: ‘Oh ja!’ Pa knikt nog maar eens instemmend.

Zo’n gesprek kabbelt geruime tijd voort. Tussendoor vraag ik of pap iets wil eten of drinken of roken. Gelukkig is hij in staat hierop duidelijk te regeren. Hoewel hij soms eigenlijk is vergeten dat hij rookt, antwoordt hij nagenoeg altijd bevestigend. De zorgdames vinden het niet fijn als hij rookt, omdat hij daarvan vaak onrustig wordt. Maar omgaan met onrust is inherent aan hun functie, vind ik, dus ik ga ook dit keer een vooraf gedraaid sjekkie uit de kast halen.
Als ik terugkeer met een plastic doosje sjekkies, vraagt vader belangstellend: ‘En waar denk je eigenlijk dat je mee bezig bent?’ Ik zeg dat ik een sigaretje voor hem heb meegebracht. Hij glimlacht blij verrast.

Het lukt nog erg redelijk om het sigaretje op re roken, ook al merkt pa net te laat dat het op is – weer een brandgaatje in zijn broek. Tijdens het roken herkent hij voorbijgangers in de verte, want hij noemt hun functies. De bakker, de afdelingschef, de fietsenmaker, een praatjesmaker en iemand die alleen maar bazig is. Als ik help om de peuk goed uit te maken, vraagt hij mij indringend waarmee ik eigenlijk denk bezig te zijn. Ik leg uit dat de sigaret gedoofd moet worden, maar dat lijkt niet echt binnen te komen.

Dan zijn we een hele tijd stil. Vader lijkt inderdaad wat onrustig te worden van zijn nicotineshot. Hij kijkt nog maar eens naar boven. En naar links en rechts. En herhaalt dat steeds opnieuw. Ook wrijft hij bij voortduring over de leuning van zijn rolstoel, alsof het de eerste keer is dat hij zich hiervan bewust is. En misschien is dat ook wel zo. Ik draai intussen alvast wat sjekkies voor een volgende gelegenheid en stop ze in het plastic doosje.
Papa ziet het aan en bromt dan: ‘Waar denk je nou eigenlijk dat je mee bezig bent?’