De dingen die je het snelst weer wilt vergeten, blijven je het langst bij. ‘Ach, volgend jaar lach je erom’, roep ik zelf doorgaans onmiddellijk in zulke gevallen, met het optimisme dat mij nu al bijna een halve eeuw door het leven heeft geholpen. Een enkele keer ziet zelfs mijn zonnige karaktertje het somber in.
Deze zomer maakte ik – uiteraard in het aangename
gezelschap van De Ware – een reisje van Finland naar Zweden door de Baltische
staten. Het was een gevarieerde roadtrip, want we maakten uitsluitend gebruik
van openbaar vervoermiddelen als boot, bus, tram, trein en metro. Deze
reiswijze was misschien een tikje vermoeiend, maar ook uitermate boeiend: je
voelt je zo toch minder de buitenstaander die je als toerist feitelijk bent.
We zagen veel bijzondere zaken. Weer en sfeer waren
uitstekend. De meeste mensen waren vriendelijk of het waren Russen. De
accommodatie die we onderweg aandeden hadden we vooraf al geboekt, dus we
hadden steeds een duidelijk reisdoel. In Helsinki verbleven we in een knus maar
volledig appartement, in Tallinn in een ruime, sfeervolle hotelkamer en in
Stockholm in een minder groot, maar bijzonder efficiënt exemplaar én in het nieuwe huis van lieve vrienden.
In Riga wierp de taxichauffeur ons een bedenkelijke blik
toe, toen we hem het adres van ons geboekte appartement gaven. Hij reed ons ver
buiten het centrum en zette ons af voor een verlaten gebouw in een unheimische
buurt. We moesten achterom aanbellen, gebaarde hij nog en vertrok vervolgens in vliegende vaart.
Achterom was geen bel. We belden het ons bekende
telefoonnummer. Een man nam op. In gebrekkig Engels zei hij dat hij ons iemand
met de sleutel zou sturen. We wachtten. Vlakbij zat iemand op de stoeprand te
drinken en te huilen. Na een kwartier kwam er iemand uit het gebouw. We konden
binnenkomen. Deze man sprak geen enkele ons bekende taal. Gebarend liet hij ons
het appartement zien. Dat was schoon, maar kaal. ‘Oké?’ , vroeg de man. Wij
twijfelden. Man ging telefoneren met verhuurder en gaf de telefoon aan mij. ‘Oké?’,
vroeg de verhuurder. Dan konden we contant betalen. Met een zeldzaam profetische blik zei ik dat ik geld had voor
één nacht, de rest zouden we de volgende dag geven. ‘Oké’, zeiden de mannen.
Nee, we voelden ons niet heel gelukkig in ons tijdelijke
onderkomen. Optimistisch als ik ben, dacht ik nog dat we er wel vier nachten
zouden kunnen doorkomen. Ook toen we op het nachtkastje een foldertje vonden
waarin stond dat ons appartement ook te huur was voor drie uur. Toen we, moe
van onze reisdag, ons bed inrolden, brak er plotseling een enorm kabaal los. In
de kelder van het gebouw (twee verdiepingen lager) bleek een soort
nachtclubdisco gevestigd. Tot diep in de nacht dreunden we ons bed uit op de
beats van het type partyrock waarop ik in andere omstandigheden nog best lekker mee kan
komen.
De volgende ochtend vluchtten we uitgeput naar de fraaie,
oude binnenstad, waar we gebruik konden maken van een aanbieding in even chic
als klassiek stadshotel. Onze luxe en comfortabele kamer keek uit over een
gezellig druk plein. Elke avond gaf een geschoolde tenor-met-ghettoblasterbegeleiding
een concert onder ons slaapkamerraam, de McDonalds aldaar bleek 24/7 geopend en
in de vroege ochtend speelde een draaiorgel steevast hetzelfde beperkte
repertoire.
Volgend jaar zijn we dat vast allemaal weer vergeten. Of
we lachen er heel hard om.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten