dinsdag 20 november 2012

Pannenkoekenrecept

‘Kinderen zijn net pannenkoeken!’, begon de gedenkwaardige uitspraak van een lieve en gewaardeerde vriendin, net als ikzelf OVDD (Ouder Van Drie Dochters). En zij vervolgde: ‘De eerste mislukt altijd!’ Mijn aanvankelijke lachbui die volgde op dit hilarische motto ging vervolgens over in een diepe, meervoudige overpeinzing.
   
We zullen het niet snel toegeven, maar ’t is waar:  elke OVDD (of andere meervoudige ouder) maakt op enige moment toch een vergelijking van het nageslacht. En elk kind is lief, knap, slim en grappig op haar eigen manier.  Of ze nou Kroonprinses, Hommel of Trubbels heet. Maar: pobody’s nerfect en als zichzelf serieus nemende OVDD streef je juist met onbegrensde passie naar die volmaaktheid. Bij het vervaardigen van de pannenkoek wanen we ons derhalve chef-kok en bedrijven we haute cuisine in het diepst van onze gedachten.
Maar ’n Hollandsche pannenkoek is nu eenmaal geen rijkelijk belegde vierseizoenenpizza en ook geen kokette Franse crêpe, hoeveel extra ingrediënten we ook aan het beslag proberen toe te voegen. Gaandeweg blijkt het pannenkoeken bakken derhalve een energievretende, tijdrovende en licht teleurstellende bezigheid, die je gaandeweg steeds vaker inruilt voor kant-en-klare lasagne of een diepvriesmaaltijd. En als we nog eens een pannenkoekje bakken, dan zijn we blij dat het ons lukt om dat zomaar pardoes  in de lucht te kunnen laten draaien en zonder kleerscheuren weer in de koekenpan te laten belanden. We zijn trots (op onszelf!) als het eindproduct goudbruin en onaangebrand op het bord terechtkomt.

Ikzelf behoor ook tot de categorie ‘Eerste Pannenkoeken’. Voor mijn ouders was ik een lief, behulpzaam  en gezeglijk kind. Ze hadden het beslag zo gekneed dat het helemaal meebewoog naar hun verwachtingen. Geen mislukte eerste pannenkoek dus? Misschien was ik wel te lief en te meegaand. Want dat schiep wederzijds verwachtingen. Toen en nu nog steeds.
Mijn jongere broer ging veel meer zijn eigen gang en werd, paradoxaal genoeg, juist daarom gewaardeerd. Mijn ouders hadden het aanvankelijke pannenkoekenrecept allang losgelaten en beschouwden de tweede poging eveneens als succesvol, juist vanwege de verrassende harde randjes.

De moraal van dit verhaal? Pannenkoeken laten zich kneden en vormen zolang de kok daar nog plezier in vindt.  Ik zou de opvatting aan het begin van dit verhaal dan ook willen nuanceren. “Opvoeden is net pannenkoeken bakken. De eerste poging mislukt altijd.’ En vooral: ‘Ook daarna blijft het experimenteren.’
Bovendien, als je echt goed naar kinderen kijkt, dan zijn het toch vooral een stelletje wentelteefjes.


maandag 5 november 2012

Verwarring

Met mijn bejaarde vader bezocht ik een geriater om zijn fysieke en mentale staat van onderhoud te laten onderzoeken. De dokter deed ook een dementietestje en concludeerde dat de situatie niet alarmerend was. De gesteldheid  van zijn geheugen wees hooguit op een milde cognitieve stoornis, misschien een vroege voorbode van Alzheimer. Misschien ook niet. Vervolgafspraak over een jaar.  In verwarring nam ik mijn vader weer mee. De diagnose riep gemengde gevoelens bij mij op.  Niets  aan de hand? Dat klonk geruststellend. Maar… niets aan de hand?




 
Het begon vrij onschuldig, een half jaartje geleden. Mijn vader klaagde over geluidsoverlast van zijn bovenbuurman. Die was blijkbaar de ganse dag bezig met fitnessapparaten en stuiterende gewichten. Het was niet te harden, er moest wat aan gedaan worden. Mijn vader nodigde de voorzitter van de Vereniging van Eigenaren van het appartementencomplex uit om een kijkje te nemen. Hij vroeg mij om er ook bij aanwezig te zijn. De schoonzus van de bovenbuurman was eveneens van de partij, als diens voogd: bovenbuur was fysiek een zestiger, maar mentaal een halve eeuw jonger.

Na kort beraad togen we naar het bovengelegen appartement. Een zachtaardige, bangige man deed open: over zijn schoenen geitenwollen sokken, om vooral maar geen herrie te maken. We mochten vrijelijk rondneuzen in zijn woning, maar troffen er niets ongewoons. Mijn vader wilde nog wel kijken in een buffetkast, maar die opende  buurman liever niet. Vader voelde zich hierdoor bevestigd in zijn vermoeden. Sussende schoonzus vroeg of zij even in de kast mocht kijken. Dat mocht. Terwijl buurman en schoonzus samen de kast openden, ging vader ongegeneerd en pontificaal vlak achter hen staan om mee te kijken. In de kast bevond zich, naast wat serviesgoed, een stapeltje pornodvd’s… De hele huiszoeking liep uit op een pijnlijke en gênante vertoning zonder enig resultaat.

De daaropvolgende weken, nee – maanden, bleef mijn vader klagen over de aanhoudende herrie. Wanneer ik hem kwam opzoeken was er echter niets te horen. Ook andere bezoekers hadden nimmer iets gehoord. Dat kwam, verklaarde mijn vader, omdat buurman hem afluisterde! Immers: deze liep de hele dag met een koptelefoon op zijn hoofd. Mijn redenering dat buurman de koptelefoon misschien zou kunnen dragen om muziek te beluisteren zonder overlast te bezorgen wierp papa onmiddellijk terzijde. Op het moment dat er bij hem bezoekers over de vloer kwamen of wanneer hij ging telefoneren hielden de geluiden namelijk direct op.

Het werd steeds moeilijk om vaders beweringen niet hardop in twijfel te trekken. Hijzelf kwam de deur niet meer uit, maar bleef in zijn woning om zich gek te laten maken door de sluwe bovenbuurman en om na te denken over manieren om hem die koptelefoon afhandig te maken. Bijna dagelijks werd ik door hem gebeld en verhaalde en herhaalde hij zijn deprimerende belevenissen.
Op een avond kon ik het niet meer opbrengen in zijn geweeklaag mee te gaan. Ik wees hem op het weinig realistische karakter van zijn ideeën en uitte concreet mijn zorgen. Ik sprak mijn vermoeden uit dat de geluiden vooral in zijn hoofd zaten en de angst dat hij misschien – ondanks de bevindingen  van de geriater – tekenen van dementie vertoonde. Mijn vader reageerde boos en onmachtig en beëindigde huilend ons gesprek, mij in verwarring achterlatend.

Een paar dagen later zocht ik hem weer op, samen met mijn schuldgevoel. Hij schonk koffie en sneed taart en was blij me te zien. Met geen woord repte hij over ons telefoongesprek. Bij de tweede koffieronde echter boog hij zich even dichter naar mij toe en siste: ‘Maar ik ben niet dement, hoor!’ En zette vervolgens de taartbordjes in de vaatwasser.