vrijdag 21 december 2012

Koosnaam

Zeer waarschijnlijk lijd ik aan anorexia. Wanneer ik ’s ochtends voor de spiegel sta, ben ik er namelijk steeds weer opnieuw van overtuigd dat ik te dik ben. En dat is nu eenmaal inderdaad het belangrijkste symptoom van anorexia. Dat ik als patiënt nog geen erkenning krijg, komt waarschijnlijk omdat het mij nog niet lukt om daadwerkelijk iets aan mijn eetproblemen te doen.

Want ja, ik geef het toe: ik heb een eetprobleem. En erkenning is de eerste stap. Overdag kan ik mij veelal nog redelijk beheersen: de buffervoorraad  chocolade in mijn bureaulade blijft soms dagen onaangeroerd. Maar in de avond steekt het vreetmonster in mij de kop op. Tijdens de reguliere avondmaaltijd schep ik doorgaans al vaker dan eenmaal op, vooral nu de kleine Trubbles en haar zussen niet meer aan tafel zitten. Het weggooien van voedsel werd in mijn door de oorlogswinter bepaalde opvoeding immers beschouwd als een doodzonde.

Maar ook daarna nog roept de maag. Mijn favoriete avondsnack is de beproefde chip&dip-combinatie. En ik maak een goddelijke dip, al zeg ik het zelf. De details zal ik achterwege laten, maar dit op (magere!) yoghurt gebaseerde, zelf ontwikkelde recept grenst zeer waarschijnlijk aan het geniale. Wanneer er in de chipsbak nog louter snippers en kruimels liggen, dan werp ik deze in één fraaie en sierlijke beweging in de dipkom, om die vervolgens – gelijk een smaakvol cornflakespapje -  leeg te lepelen. Natuurlijk geef ik De Ware, die zeer bescheiden zit mee te eten, altijd nog wel even de gelegenheid om nog een laatste handje chips tot zich te nemen.

Onlangs speelde bovenstaand ritueel zich opnieuw af. Toen ik De Ware de bijna lege chipschaal voorhield alvorens deze te legen in het restant van de dipsaus, riep deze mij wanhopig toe: ‘Nu al? Jij schransbeer!’
Ik grinnikte terug: ‘Ach, wat lief!’ Want ik kan me veel erger benamingen bedenken voor mijn weinig ingehouden snackgedrag. De term ‘schransbeer’ voelde, uit de mond van De Ware, daarom bijna als een koosnaampje. Er sprak misschien wel weerstand uit ten opzichte van mijn ongebreideld graaien en snaaien, maar eigenlijk nog veel meer liefde. Deze aanduiding past me nog beter, wanneer de verkleinvorm wordt gehanteerd. Schransbeertje. Daarmee durf ik zelf dan ook gemakkelijk uit de kast te komen: ‘Ik ben een schransbeertje’. Acceptatie is immers het halve werk. Elke eetstoornispatiënt zou zijn of haar eigen persoonlijke troetelnaampje moeten hebben.

Ik voel die overtollige kilo’s nu al wegsmelten. Toch fijn, zo vlak voor de feestdagen...


dinsdag 4 december 2012

Speurtocht

Liefde is elkaar aanvoelen en aanvullen. Dat proces verloopt niet zonder slag of stoot en vergt soms een moeizaam traject  van geven en nemen, van toegeven en accepteren. Van samen zoeken naar de weg – niet noodzakelijk de juiste, maar wel de meest begaanbare voor allebei. Van samen het gedeelde antwoord vinden op de vragen in de speurtocht van het leven.
  
Nu de dagen korter en kouder worden, zijn De Ware en ik steeds vaker te vinden in onze vertrouwde basisposities: elk op onze eigen tijdloze (en dus trendy) tweeënhalfzitter, de blik gericht op onze eigentijdse ambilight smart-tv, de 8-in-1-afstandbediening gezellig centraal. Beiden zijn we groot fan van series met enerzijds een hoog realiteitsgehalte, maar anderzijds ook een onverwachte, fantasievolle twist. De Amerikanen zijn er goed in: Dexter, True Blood, Breaking Bad, Once Upon A Time. We bestellen of downloaden heel modern volledige seizoenen en komen zo de winter door. Ter afwisseling kijken we tussendoor naar een fijne film, alles zonder commerciële onderbrekingen.

De afgelopen winters werd dit harmonieuze samenzijn met toenemende regelmaat verstoord door het verschijnen van min of meer bekende (maar niet direct door ons herkende) acteergezichten tijdens het zorgvuldig geselecteerde kijkplezier. Dit riep bij ons voortdurend de vraag op: wie zijn die mensen? De discussie die zich daarop ontwikkelde tussen De Ware en mij, leidde vaak dermate af van de (soms toch al  ingewikkelde) plot, dat we meermalen genoodzaakt waren de rewindknop in te drukken, hetgeen het efficiënte kijken bepaald niet ten goede kwam. Maar ja, allebei waren we niet in staat ons nog te concentreren op spel of script zonder een antwoord op onze prangende vragen.

Ik moet hieraan nog toevoegen dat met name De Ware erg dwangmatig is in het Willen Weten. Lieve Ware heeft nu eenmaal enige moeite met onzekerheid of verrassing. Op elke denkbare vraag moet snel een antwoord volgen, ook wanneer er niet eens direct sprake is van een concrete vraag. Wanneer ik zomaar constateer: ‘Hé, wat een grappig vogeltje zit daar in die notenboom!’, zit De Ware al direct te googlen.
Ikzelf heb er iets minder moeite mee een vraag te parkeren en het antwoord in de loop van de volgende dagen eens rustig op te zoeken. Maar meestal ben ik die dan trouwens alweer vergeten. Toch werd het langzaamaan een soort sport, dat snel zoeken naar een antwoord. Een competitie tussen ons beiden, die alle aandacht volledig afleidde van onze geliefde series…

Inmiddels hebben we de perfect uitgebalanceerde rolverdeling gevonden. Ik stel hardop de vragen, die zich veelal beperken tot drie hoofdcategorieën (‘hoe heet-ie ook alweer?’, ‘waar ken ik die ook alweer van?’, ‘hoe oud zou die zijn/leeft die nog?’) en De Ware zit met de smartphone op de dijbenen en gaat vlot en vaardig op zoek. Behalve het gevraagde antwoord krijg ik vervolgens vaak nog veel meer informatie, gepresenteerd als heerlijk onnutte wist-je-datjes. Als dank praat ik De Ware daarna even snel bij over de actuele ontwikkelingen in de serie. Geheel ten overvloede overigens, want de moderne multitasker die de Ware nu eenmaal is, heeft daarvan geen seconde gemist.

En zo zijn vormen we inmiddels een perfect op elkaar ingespeeld team van Q&A. Klaar voor Twee voor Twaalf. Of een gezellige pubquiz. Maar daarover later meer….


dinsdag 20 november 2012

Pannenkoekenrecept

‘Kinderen zijn net pannenkoeken!’, begon de gedenkwaardige uitspraak van een lieve en gewaardeerde vriendin, net als ikzelf OVDD (Ouder Van Drie Dochters). En zij vervolgde: ‘De eerste mislukt altijd!’ Mijn aanvankelijke lachbui die volgde op dit hilarische motto ging vervolgens over in een diepe, meervoudige overpeinzing.
   
We zullen het niet snel toegeven, maar ’t is waar:  elke OVDD (of andere meervoudige ouder) maakt op enige moment toch een vergelijking van het nageslacht. En elk kind is lief, knap, slim en grappig op haar eigen manier.  Of ze nou Kroonprinses, Hommel of Trubbels heet. Maar: pobody’s nerfect en als zichzelf serieus nemende OVDD streef je juist met onbegrensde passie naar die volmaaktheid. Bij het vervaardigen van de pannenkoek wanen we ons derhalve chef-kok en bedrijven we haute cuisine in het diepst van onze gedachten.
Maar ’n Hollandsche pannenkoek is nu eenmaal geen rijkelijk belegde vierseizoenenpizza en ook geen kokette Franse crêpe, hoeveel extra ingrediënten we ook aan het beslag proberen toe te voegen. Gaandeweg blijkt het pannenkoeken bakken derhalve een energievretende, tijdrovende en licht teleurstellende bezigheid, die je gaandeweg steeds vaker inruilt voor kant-en-klare lasagne of een diepvriesmaaltijd. En als we nog eens een pannenkoekje bakken, dan zijn we blij dat het ons lukt om dat zomaar pardoes  in de lucht te kunnen laten draaien en zonder kleerscheuren weer in de koekenpan te laten belanden. We zijn trots (op onszelf!) als het eindproduct goudbruin en onaangebrand op het bord terechtkomt.

Ikzelf behoor ook tot de categorie ‘Eerste Pannenkoeken’. Voor mijn ouders was ik een lief, behulpzaam  en gezeglijk kind. Ze hadden het beslag zo gekneed dat het helemaal meebewoog naar hun verwachtingen. Geen mislukte eerste pannenkoek dus? Misschien was ik wel te lief en te meegaand. Want dat schiep wederzijds verwachtingen. Toen en nu nog steeds.
Mijn jongere broer ging veel meer zijn eigen gang en werd, paradoxaal genoeg, juist daarom gewaardeerd. Mijn ouders hadden het aanvankelijke pannenkoekenrecept allang losgelaten en beschouwden de tweede poging eveneens als succesvol, juist vanwege de verrassende harde randjes.

De moraal van dit verhaal? Pannenkoeken laten zich kneden en vormen zolang de kok daar nog plezier in vindt.  Ik zou de opvatting aan het begin van dit verhaal dan ook willen nuanceren. “Opvoeden is net pannenkoeken bakken. De eerste poging mislukt altijd.’ En vooral: ‘Ook daarna blijft het experimenteren.’
Bovendien, als je echt goed naar kinderen kijkt, dan zijn het toch vooral een stelletje wentelteefjes.


maandag 5 november 2012

Verwarring

Met mijn bejaarde vader bezocht ik een geriater om zijn fysieke en mentale staat van onderhoud te laten onderzoeken. De dokter deed ook een dementietestje en concludeerde dat de situatie niet alarmerend was. De gesteldheid  van zijn geheugen wees hooguit op een milde cognitieve stoornis, misschien een vroege voorbode van Alzheimer. Misschien ook niet. Vervolgafspraak over een jaar.  In verwarring nam ik mijn vader weer mee. De diagnose riep gemengde gevoelens bij mij op.  Niets  aan de hand? Dat klonk geruststellend. Maar… niets aan de hand?




 
Het begon vrij onschuldig, een half jaartje geleden. Mijn vader klaagde over geluidsoverlast van zijn bovenbuurman. Die was blijkbaar de ganse dag bezig met fitnessapparaten en stuiterende gewichten. Het was niet te harden, er moest wat aan gedaan worden. Mijn vader nodigde de voorzitter van de Vereniging van Eigenaren van het appartementencomplex uit om een kijkje te nemen. Hij vroeg mij om er ook bij aanwezig te zijn. De schoonzus van de bovenbuurman was eveneens van de partij, als diens voogd: bovenbuur was fysiek een zestiger, maar mentaal een halve eeuw jonger.

Na kort beraad togen we naar het bovengelegen appartement. Een zachtaardige, bangige man deed open: over zijn schoenen geitenwollen sokken, om vooral maar geen herrie te maken. We mochten vrijelijk rondneuzen in zijn woning, maar troffen er niets ongewoons. Mijn vader wilde nog wel kijken in een buffetkast, maar die opende  buurman liever niet. Vader voelde zich hierdoor bevestigd in zijn vermoeden. Sussende schoonzus vroeg of zij even in de kast mocht kijken. Dat mocht. Terwijl buurman en schoonzus samen de kast openden, ging vader ongegeneerd en pontificaal vlak achter hen staan om mee te kijken. In de kast bevond zich, naast wat serviesgoed, een stapeltje pornodvd’s… De hele huiszoeking liep uit op een pijnlijke en gênante vertoning zonder enig resultaat.

De daaropvolgende weken, nee – maanden, bleef mijn vader klagen over de aanhoudende herrie. Wanneer ik hem kwam opzoeken was er echter niets te horen. Ook andere bezoekers hadden nimmer iets gehoord. Dat kwam, verklaarde mijn vader, omdat buurman hem afluisterde! Immers: deze liep de hele dag met een koptelefoon op zijn hoofd. Mijn redenering dat buurman de koptelefoon misschien zou kunnen dragen om muziek te beluisteren zonder overlast te bezorgen wierp papa onmiddellijk terzijde. Op het moment dat er bij hem bezoekers over de vloer kwamen of wanneer hij ging telefoneren hielden de geluiden namelijk direct op.

Het werd steeds moeilijk om vaders beweringen niet hardop in twijfel te trekken. Hijzelf kwam de deur niet meer uit, maar bleef in zijn woning om zich gek te laten maken door de sluwe bovenbuurman en om na te denken over manieren om hem die koptelefoon afhandig te maken. Bijna dagelijks werd ik door hem gebeld en verhaalde en herhaalde hij zijn deprimerende belevenissen.
Op een avond kon ik het niet meer opbrengen in zijn geweeklaag mee te gaan. Ik wees hem op het weinig realistische karakter van zijn ideeën en uitte concreet mijn zorgen. Ik sprak mijn vermoeden uit dat de geluiden vooral in zijn hoofd zaten en de angst dat hij misschien – ondanks de bevindingen  van de geriater – tekenen van dementie vertoonde. Mijn vader reageerde boos en onmachtig en beëindigde huilend ons gesprek, mij in verwarring achterlatend.

Een paar dagen later zocht ik hem weer op, samen met mijn schuldgevoel. Hij schonk koffie en sneed taart en was blij me te zien. Met geen woord repte hij over ons telefoongesprek. Bij de tweede koffieronde echter boog hij zich even dichter naar mij toe en siste: ‘Maar ik ben niet dement, hoor!’ En zette vervolgens de taartbordjes in de vaatwasser.


dinsdag 23 oktober 2012

Verwondering

De stoere Anouk die zichzelf opwerpt als Neerlands’ vertegenwoordigster op het komende Eurovisiesongfestival, de partijtop van Groen Links die eerst zichzelf en vervolgens de hele partij uit de markt prijst, een radio-dj die volledig overspannen raakt van een zomervakantie met Jan Smit en Nick & Simon… Wonderlijke gebeurtenissen uit de afgelopen nazomer.

Ondanks mijn nu  toch wel volwassen  leeftijd  kan ik mij nog kinderlijk oprecht verbazen om de dingen om mij heen. Niet af en toe, maar voortdurend. In een vreemde omgeving met veel nieuwe prikkels zelfs nog meer. Andere culturen, ongebruikelijke gewoontes, merkwaardige mensen roepen bij mij immer weer verwondering op. Jazeker, ik verbaas mij, maar oordeel niet.

Op het zonnige eiland waar ik onlangs vertoefde ontmoette ik op een zwoele avond een luidruchtige Belg van een zekere leeftijd die, zoals geleidelijk duidelijk werd, erg slecht reageerde op alcohol. Aan zijn zijde zat een uiterst smal en breekbaar barbiepoppetje, met glanzend zwart, sluik haar, kersenrood getuite lipjes en lange, donkere gekrulde wimpers. Deze Sneeuwwitje-verschijning was gehuld in een feestelijk, zilverkleurig cocktailjurkje. Zo lawaaierig als de Belg was, zo timide en zwijgzaam was dit meiske, dat wellicht zijn dochter was.
Rond middernacht besloot de Belg oorverdovend dat het tijd werd om ‘den Kevin’ in bed te gaan leggen. Het frêle poppetje, dat nu dus een jongetje bleek, liet zich lijdzaam meevoeren naar het hotel. Bulderende Belg keerde kort daarop terug om mee te delen dat hij en ‘den Kevin’ vier jaar waren getrouwd en achtentwintig jaar in leeftijd scheelden. Mijn wenkbrauwen hield ik op hun plaats, ik verwonderde mij echter wel. Maar:  ik oordeelde niet.

Omdat ik houd van streeploos bruin en graag zwem zonder textiel frequenteerde ik op hetzelfde eiland tijdens zonnige dagen (lees: dagelijks) het naturistenstrand. Ook hier vierde verbazing vaak de boventoon. De keuze voor sommige tatoeage-patronen kon mij oprecht bevreemden. Ook stelde ik mij voortdurend de gewetensvraag op welk moment ikzelf ooit besluiten zal om toch maar wat aan te trekken. En of dat een tijdige beslissing zal zijn.
Op het strand lagen, niet ver van mij, een vrouw en een man. Ze wisselden geen woord en keken elkaar amper aan, maar uit alles bleek dat ze bij elkaar hoorden. Zij was  hoogblond, haar huid twee tinten donkerder nog dan die van mij (en dat wil wat zeggen) en uitsluitend gehuld in een flinke laag make-up. Hij was voorzien van een ruim assortiment uit de metaalwarenwinkel, waarvan een cockring een Prince Albert de opzichtige kroonjuwelen waren. Zo’n schaamteloos vertoon van hobbymaterialen, daar móest ik wel naar kijken… en vermoedelijk was dat ook de bedoeling. Die hele entourage verwonderde mij mateloos.
Maar nee, ik oordeel niet.


woensdag 3 oktober 2012

Structuur

The party’s over. De mijlpaal is bereikt. Maar er zijn nog wel een paar dingen waarop ik even terug wil komen. Want op mijn leeftijd denk je toch echt jezelf te kennen. Maar nee: ook dan kun je altijd nog wat over jezelf leren. Of in elk geval over het beeld dat anderen van je hebben.

De belevenissen die ik hier onlangs schetste tijdens de reünie van mijn middelbare school, werden ook gelezen door mijn Boezemvriendin, die mij bij dat evenement vergezelde. Zij herkende zich wel in mijn beschrijving, voelde zich zelfs gevleid, maar wees me er toch fijntjes op dat we eigenlijk maar een paar ijdeltuiten waren. Dat hoefde ze mij natuurlijk niet echt te vertellen: daar ben ik mezelf wel degelijk van bewust.

Mijn eigen mijlpaalverjaardag vierde ik met een feestthema dat teruggreep naar mijn geboortejaar: een periode waarin de mode zich kenmerkte door stijl en klasse, maar ook een zekere saaiheid. Ik zocht wekenlang naar een geschikte outfit, bestelde een veel te duur shirtje bij een exclusieve Berlijnse webwinkel, kocht er twee verschillende broeken bij (want niet in staat te kiezen) en schoof op de ochtend van de partydag het hele setje opzij en trok iets uit de kledingkast wat daar al jaren ongedragen hing.  Wat later tijdens de feestavond trok ik het dure shirtje nog even aan, zodat die uitgave toch niet geheel voor niets was geweest.
Ik vroeg mijn creatieve kapster een passend kapsel uit te zoeken, maar niet zonder hierbij zelf vooraf uitdrukkelijke instructies te geven.
Ja, ik weet het al jaren: ich bin ein ijdeltuit! I’m sexy and I know it.

Tijdens het feest spraken en zongen veel lieve vrienden mij toe. Hartverwarmend was het, vooral vanwege de herkenbaarheid: zij zagen in mij precies die eigenschappen, die ik mezelf ook zo graag toedicht, inclusief de afwijkende merkwaardigheden, waarvoor ik me de loop der jaren steeds minder ben gaan schamen. Fijn als mensen je herkennen voor wie je zelf denkt dat je bent en dat ook nog waarderen!

Tot mijn verrassing werd mij – meer dan eens - een eigenschap toebedeeld die ik minder in mezelf herken. Structuur! Hoe nauwgezet, zorgvuldig en georganiseerd ik zou zijn. Eigenaardig: ik ken geen grotere chaoot dan ik. Mijn bureau is zowel thuis als op mijn werk een onoverzichtelijke jungle van papier, pennen, kantoorartikelen en weinig gebruikte ladenbakjes. In mijn hoofd is het vaak even druk: ik stotter misschien wat minder dan vroeger, maar maak mijn zinnen maar zelden af.
En toch…: structuur! Hoe is dit beeld nu toch ontstaan?
Over deze vraag heb ik lang nagedacht. Het antwoord moet wel haast zijn dat ik beschik over een  enorm acteertalent. Daarmee moet ik misschien maar eens wat doen.

zaterdag 15 september 2012

Mijlpaal

Vluchten kan niet meer. Ontkennen is zinloos. De mijlpaal doemt levensgroot en onvermijdelijk voor me op. En het lijkt erop dat ik het ga halen, al is niets zeker, natuurlijk.  De afgelopen tien jaar verkeerde ik doorgaans in denial. ‘Forty forever’ was mijn levensmotto, maar van dat adagium lijkt de houdbaarheidsdatum nu echt verlopen.

Er was en is de voortdurende angst voor mijn eigen houdbaarheidsdatum. Als ik voor de spiegel sta, zie ik (door mijn leesbril) haarscherp hoe de zwaartekracht vat begint te krijgen op mijn ooit zo strakke huid. Mijn gegroefde gelaat en mijn grijzende slapen. Natuurlijk: echte schoonheid zit van binnen. En je bent zo jong als je je voelt. En ik ben nog altijd aantrekkelijk voor De Ware, die lacht om mijn bezwaren. Maar ja, díe bezit zelf een jaloersmakende combinatie van strak lichaam en rimpelloos gezicht, terwijl voor De Ware de afstand tot dezelfde mijlpaal maar anderhalf jaar meer is.

Eerder dit jaar bezocht ik een reünie van mijn middelbare school. Ik deed daar al eindexamen op mijn zeventiende, dus een eeuwigheid geleden. Ik was een vroege leerling, maar wel van de tweede lichting van de school, waarvan zeven lichtingen waren uitgenodigd. De meeste reünisten waren dus jonger dan ik. Omdat ik sowieso erg slecht ben in gezichten, verwachtte ik niet direct een feest der herkenning.
Mijn beste vriend uit die mooie tijd was een vriendin, een Boezemvriendin, met wie de vriendschap al die jaren stand heeft gehouden. We besloten samen naar de reünie te gaan, dan hadden we altijd nog elkaar. Nee, we werden inderdaad niet vaak herkend, hoewel we zelf wel enkele bekenden zagen. Vriendschappen waarvan wij indertijd dachten dat ze ook voor het leven waren, bleken al decennia lang verbroken, niet zelden vlak na het eindexamen.

Soms legde iemand uit wie hij of zij ook alweer was en dan schudden wij meewarig ons hoofd. Dat kon betekenen dat we van de betreffende persoon geen enkele herinnering meer hadden. Het kon ook betekenen dat we maar al te goed wisten wie er voor ons stond, maar dat we maar niet konden begrijpen dat die zo lelijk of dik of oud was geworden…. Natuurlijk waren we er erg alert op om dergelijke signalen ook bij onze gesprekspartners op te vangen. Dit kon erop duiden dat we zelf lelijk of dik of oud waren geworden. Maar dat leek niet het geval. En eerlijk is eerlijk: lelijk waren we allebei niet, toen niet en nu niet. En dik: in mijn jeugd was ik broodmager en die slanke uitstraling ben ik niet verloren, terwijl Boezemvriendin in de loop van haar leven en na het baren van twee kinderen alleen maar slanker geworden is.  En oud? We keken om ons heen en zagen alleen maar oude mannen. Pafferig vaak ook. Grijs of kaal. Veel van de vrouwen brachten behoorlijk wat overgewicht mee.

Een van die dames herkende mij direct. Niets veranderd, concludeerde ze, maar ik kon hetzelfde helaas niet van haar zeggen. Maar toen  zij hoofdschuddend naar al die mannen keek en de woorden sprak: ‘Maar ja,  jij zag er altijd al járen jonger uit’, zei ik: ‘En jij bent ook echt geen spat veranderd!’

Met hernieuwd zelfvertrouwen wandelde ik Memory Lane weer uit. Boezemvriendin en ik voelden ons jonger dan ooit. En zo lijkt de naderende mijlpaal nu ook een keerpunt te worden. Want wanneer ik ’s ochtends voor de spiegel sta, begroet ik mezelf zonder zorgen: je bent nog mooier morgen!
Ik voel een lied opkomen… Of in ieder geval een nieuw levensmotto.




vrijdag 31 augustus 2012

Waterlanders


In mijn jonge jeugd was het nummer ‘Een man mag niet huilen’ een grote hit. Omdat ik indertijd bepaald nog geen man was, begreep ik waarschijnlijk de strekking van de tekst niet, maar nam ik de titel behoorlijk letterlijk. Het feit dat ik altijd al moeite heb gehad met autoriteit is, denk ik, de reden dat ik aan dit bevel nooit heb kunnen gehoorzamen.

Mijn drie dochters vonden het aanvankelijk erg aandoenlijk dat ik, als enige man in huis, op de bank meesnikte bij hun favoriete kinderserie, maar gaandeweg bejegenden zij mij toch steeds meer als de risee van het gezin toen ik  - jaren later – nog altijd weinig ingehouden zat te wenen bij het beeld van die o zo bruut achtergelaten puppy, die op het laatste ogenblik werd gered van een wisse verdrinkingsdood. Wanneer een jurylid in The Voice of Holland (terecht) zijn of haar stoel omdraait, schiet ik al vol. De sportieve overwinningseuforie van een atleet bezorgt mij meer dan kippenvel.
En ook in de bioscoop speel ik nog altijd dat mijn veters nodig gestrikt moeten worden, wanneer direct bij de start van de aftiteling het licht is aangegaan en ik mijn ontroering nog moet verwerken over het feit dat ze elkaar gekregen hebben. Iets dat meestal al onafwendbaar was vanaf de vierde filmminuut.

In het echte leven kan ik de waterlanders evenmin inhouden. Wanneer een goeiige student een domme, maar goedbedoelde opmerking maakt, kan mij dat oprecht raken. Door even hard op mijn lippen te bijten denk ik de tranen binnen te houden.  Maar soms is dat helemaal niet nodig: onlangs was ik op de bruiloft van twee lieve vrienden, waarbij veel liefdevolle en ontroerende momenten elkaar in het tempo van een emotionele achtbaan afwisselden. Het bruidspaar is natuurlijk van de real-life-soapgeneratie en ik verdenk ze dan ook stilletjes van effectbejag. Bij mij werkt dat altijd.

En gisteren vloog de kleine Trubbels uit, als jongste en laatste kind. De eerste twee bracht ik, nog niet eens zo lang geleden, naar hun nieuwe adres en zwaaide ik uitbundig toe op het moment dat ik in de auto stapte om alleen huiswaarts te keren. Wanneer ik eenmaal buiten gezichtsveld was, brak ik volledig en gingen alle sluizen open. Ik moest de auto nog even tot stilstand brengen langs de openbare weg om de andere weggebruiker niet in gevaar te brengen.
Maar alles went, hield ik mezelf voor. Dit zou mij geen derde keer overkomen. Dus toen alle noodzakelijke klusjes in het nieuwe honk van Trubbels door mij succesvol waren uitgevoerd, gaf ik haar een vaderlijke en manhaftige knuffel en wenste haar veel geluk. Terwijl zij nog in de voordeur stond te wuiven, kon ik haar al niet meer aankijken. Ik beet op mijn lip, scheurde de hoek om en ging daar maar even een potje zitten janken.

Het zal stil worden in het ouderlijk huis. Afgezien van dat zachte snikken.


woensdag 15 augustus 2012

Appartement


De dingen die je het snelst weer wilt vergeten, blijven je het langst bij. ‘Ach, volgend jaar lach je erom’, roep ik zelf doorgaans onmiddellijk in zulke gevallen, met het optimisme dat mij nu al bijna een halve eeuw door het leven heeft geholpen. Een enkele keer ziet zelfs mijn zonnige karaktertje het somber in.

Deze zomer maakte ik – uiteraard in het aangename gezelschap van De Ware – een reisje van Finland naar Zweden door de Baltische staten. Het was een gevarieerde roadtrip, want we maakten uitsluitend gebruik van openbaar vervoermiddelen als boot, bus, tram, trein en metro. Deze reiswijze was misschien een tikje vermoeiend, maar ook uitermate boeiend: je voelt je zo toch minder de buitenstaander die je als toerist feitelijk bent.

We zagen veel bijzondere zaken. Weer en sfeer waren uitstekend. De meeste mensen waren vriendelijk of het waren Russen. De accommodatie die we onderweg aandeden hadden we vooraf al geboekt, dus we hadden steeds een duidelijk reisdoel. In Helsinki verbleven we in een knus maar volledig appartement, in Tallinn in een ruime, sfeervolle hotelkamer en in Stockholm in een minder groot, maar bijzonder efficiënt exemplaar én in het nieuwe huis van lieve vrienden.

In Riga wierp de taxichauffeur ons een bedenkelijke blik toe, toen we hem het adres van ons geboekte appartement gaven. Hij reed ons ver buiten het centrum en zette ons af voor een verlaten gebouw in een unheimische buurt. We moesten achterom aanbellen, gebaarde hij nog en vertrok vervolgens  in vliegende vaart.
Achterom was geen bel. We belden het ons bekende telefoonnummer. Een man nam op. In gebrekkig Engels zei hij dat hij ons iemand met de sleutel zou sturen. We wachtten. Vlakbij zat iemand op de stoeprand te drinken en te huilen. Na een kwartier kwam er iemand uit het gebouw. We konden binnenkomen. Deze man sprak geen enkele ons bekende taal. Gebarend liet hij ons het appartement zien. Dat was schoon, maar kaal. ‘Oké?’ , vroeg de man. Wij twijfelden. Man ging telefoneren met verhuurder en gaf de telefoon aan mij. ‘Oké?’, vroeg de verhuurder. Dan konden we contant betalen. Met een zeldzaam profetische blik zei ik dat ik geld had voor één nacht, de rest zouden we de volgende dag geven. ‘Oké’, zeiden de mannen.

Nee, we voelden ons niet heel gelukkig in ons tijdelijke onderkomen. Optimistisch als ik ben, dacht ik nog dat we er wel vier nachten zouden kunnen doorkomen. Ook toen we op het nachtkastje een foldertje vonden waarin stond dat ons appartement ook te huur was voor drie uur. Toen we, moe van onze reisdag, ons bed inrolden, brak er plotseling een enorm kabaal los. In de kelder van het gebouw (twee verdiepingen lager) bleek een soort nachtclubdisco gevestigd. Tot diep in de nacht dreunden we ons bed uit op de beats van het type partyrock waarop ik in andere omstandigheden nog best lekker mee kan komen.

De volgende ochtend vluchtten we uitgeput naar de fraaie, oude binnenstad, waar we gebruik konden maken van een aanbieding in even chic als klassiek stadshotel. Onze luxe en comfortabele kamer keek uit over een gezellig druk plein. Elke avond gaf een geschoolde tenor-met-ghettoblasterbegeleiding een concert onder ons slaapkamerraam, de McDonalds aldaar bleek 24/7 geopend en in de vroege ochtend speelde een draaiorgel steevast hetzelfde beperkte repertoire.
Volgend jaar zijn we dat vast allemaal weer vergeten. Of we lachen er heel hard om.

zaterdag 28 juli 2012

Flirten


Van een ding ben ik absoluut zeker: ik heb een overtuigende hekel aan mensen die onwrikbaar stellig in hun mening zijn. Dat komt waarschijnlijk omdat ik zelf zo’n genuanceerd type ben, dat altijd de voors en tegens afweegt en vervolgens niet toekomt aan het formuleren van een mening. En misschien omdat ik, vanwege grote klantgerichtheid, mezelf maar weinig centraal stel. Of… ik ben gewoon naïef.

De afgelopen week werd ik weer eens  met alle bovengenoemde eigenschappen op verwarrende wijze geconfronteerd. Een nieuwbakken schoonzus, gezellig en spontaan, maar met overduidelijke eigen mening, vertelde dat zij de laatste editie van een populair damesmaandblad had aangeschaft omdat hierin aandacht werd besteed aan het fenomeen Flirten. En daar lustte schoonzus wel pap van! ‘Maar hoezo dan?’ vroeg ik mij hardop af. Zij had toch nog niet zo lang geleden een leuke vent aan de haak geslagen? Met grote stelligheid legde zij mij uit dat het een weinig met ander te maken had, mij vervolgens in verwarring achterlatend. Gelukkig stelde De Ware mij gerust met de constatering dat ik nu eenmaal niet van het Flirterige Soort ben. (En het derhalve dus wel nooit zal begrijpen).

Enkele dagen geleden vond hier ter stede weer het Evenement Van Het Jaar plaats: een lokale happening die zijn weerga niet kent. Traditiegetrouw (en uiterst traag) bewoog ik mij op de drukste avond met een groepje nauwkeurig geselecteerde vrienden over het evenemententerrein tot het moment dat we een plek in de menigte vonden die goed genoeg voelde om ons voor langere tijd op te stellen. We leunden achterover met onze versnapering en lieten ons vermaken door het uitzicht op al die andere evenementgangers. 

Plotseling kwam vanuit de menigte (of vanuit het niets?) een jonge, frisse, blozende figuur recht op mij af en keek mij aan met een blik waarin te lezen viel: ‘Ik ben al de hele avond naar je op zoek en eindelijk heb ik je gevonden!’ De verbale communicatie luidde als volgt: ‘Weet je misschien waar ik het café X kan vinden?’ (X staat hier voor zo’n beetje het meest foute horeca-etablissement in de wijde omtrek.) Klantgericht als ik ben aarzelde ik niet een gedetailleerde routebeschrijving te geven  - niet de kortste, wel de snelste – naar het gevraagde adres. Al wijzend en zwaaiend namen Fris & Blozend en ik weer afscheid.

Een lieve vriendin, gezellig en spontaan, maar altijd met een uitgesproken eigen mening, was getuige van bovenstaande interactie en keek mij na afloop van deze secondenlange ontmoeting verbijsterd aan. Of ik werkelijk geloofde dat Fris & Blozend op zoek was naar café X? En waarom ik Fris & Blozend daarvan dan niet weerhouden had in plaats van weer zo klantgericht te reageren? Had ik dan niet door dat het hier ging om een klassieke openingszin?? Een transparante versiertruc van het zuiverste water?

Nee, ik had het niet door. Ik heb geen oog of oor voor dubbele agenda’s. Ik reageer primair klantgericht en vorm veel later pas een eigen mening. Tja, ik ben nu eenmaal niet van het Flirterige Soort. Of ik ben gewoon naïef. Maar ik zal het derhalve dus wel nooit begrijpen.