zaterdag 31 december 2016

Woorden

Taal is zeg maar echt mijn ding. Het is niet alleen het belangrijkste instrument in mijn dagelijkse werk, maar ook een indicatie voor de stemming, het gedrag, de houding en de mening van zowel mijzelf als van anderen. Taal is daarom ook echt wel een dingetje. In elk geval het belang ervan.

In het kader van het obligate eindejaarsachteromkijken las ik een vermakelijk interview met de door mij hogelijk bewonderde Nederlandse acteur Pierre Bokma. Vermakelijk, omdat het onderwerp van dit vraaggesprek uitdrukkelijk spot en speelt met alle interviewwetten (hetgeen overigens door de verslaggeefster, vaak het lijdend voorwerp van Bokma’s scherts en schimpscheuten, veelal braaf, dapper en ondubbelzinnig wordt weergegeven). Maar behalve van mild sarcasme en schurende ironie geeft de acteur ook blijk van enkele opmerkelijke inzichten. Over theater (natuurlijk). Over de symmetrie van het bestaan als alternatief voor religie. En over taal.

In een samenleving waarin ongenoegens zich langzaam opbouwen als een fungus, waarin standpunten verharden is taalverarming een serieus te nemen signaal, aldus Bokma. ‘Jongeren spreken straattaal en in geïnstitutionaliseerde programma’s, zoals het Journaal worden steeds minder woorden gebruikt. Alles moet steeds eenvoudiger worden uitgelegd. Dat is gevaarlijk, want als je de woorden niet meer hebt om te discussiëren, blokkeert het gesprek en lonkt het geweld’.
Behalve een eloquente ook nog een heel ware bewering. Want als zelfs de mannen aan de knoppen zich van maar maximaal 140 lettertekens bedienen om hun mening de wereld in te roepen dan worden mens- en wereldbeeld wel erg beperkt.

Ja, het is een hele ware bewering, van Bokma. Maar wel erg somber. In het interview benoemt hij zichzelf gelukkig ook als een zeer vrolijk mens, dat niet voortdurend lijdt onder zijn eigen pessimistische opvattingen. In die instelling herken ik mijzelf. Liever kijk ik vooruit in plaats van achterwaarts. Positief denken. Het glas is halfvol. Het nieuwe jaar kan nauwelijks beroerder worden dan het oude.
Maar: de taalverarming moet inderdaad een halt worden toegeroepen. Vroeger lag er bij mijn ouders altijd een exemplaar op tafel van Het Beste van Reader’s Digest. Geen idee waarom (en geen idee of dat nog bestaat), maar er stond een rubriek in met het Woord van de Maand, uitdrukkelijk bedoeld om het eigen vocabulaire uit te breiden door dit woord te pas en te onpas te gebruiken. Zoals  delibereren, megalomaan of paraskevidekatriafobie (uiteraard uitsluitend te gebruiken in een Maand met een Vrijdag de Dertiende). Niet alleen maakte ik hiermee grote indruk in mijn brugklas, ik kon ook het debat met mijn docenten beter aan.
Daarom pleit ik hierbij voor het invoeren van een Woord van de Maand in 2017.
Ik wens een ieder een uiterst holistisch nieuwjaar vol luim en raillerie!


zaterdag 17 december 2016

Hindernis

Van de wereld om mij heen word ik bepaald niet vrolijk. Mijn zorg en somberheid betreft vooral de jeugd die in de hedendaagse chaos maar groot moet zien te worden. Was het vroeger beter? Terugkijkend leek het minder ingewikkeld. Maar ook toen waren er wel wat hindernissen te nemen.

Ik vond een haast vergeten familiefotoalbum. Altijd lachen, om hoe familieleden er vroeger bij liepen. Om de fascinerende keuzes voor kleding en kapsel. Vooral de plaatjes van mijn eigen ouders, toen zij jonger waren dan ik nu, werkten behoorlijk op de lachspieren. Mijn vader bleef volharden in het – kansloos - cultiveren van een Swiebertjebaard, mijn moeder droeg een volkomen onnatuurlijk krullenkapsel dat in die dagen bij wijlen Conny Vandenbos nog best behoorlijk stond. Ach ja, het is een tijdbeeld, ik weet het.
En natuurlijk trof ik ook foto’s van mezelf, toen ik jonger was dan mijn kinderen nu. Tot mijn eigen verbazing zag dat er een stuk minder gedateerd uit. Ik had een kapsel waarmee ik nu ook goed zou wegkomen, al leek de shampoo-voor-vet-haar toen nog niet vervolmaakt. Op sommige afbeeldingen had ik een snorretje dat welllicht wat misplaatst wat. Maar ik droeg tijdloze shirts, hemden en spijkerbroeken met soms een giletje, zoals dat ook nu  nog vaak gebruikelijke usance is. Ik had een stoer mannensieraad om de puberhals, dat de tand des tijds ruim zou hebben doorstaan (maar waar is dat eigenlijk gebleven?)… Kortom, ik werd heel prettig bevestigd in mijn zelfbeeld van stijlicoon, dat zijn eigen tijd ver vooruit was.

Op die foto’s is niet goed te zien dat ik tot ruim voorbij mijn veertiende levensjaar moest rondlopen in kindermaten. Mijn drie jaar jongere broertje was tegen die tijd al een kop groter dan ik. Van dat pijnlijke verschil bestaan gelukkig geen foto’s. Juist op het moment dat er een groeihormoonbehandeling ingezet zou gaan worden, schoot ik omhoog. De groei bleek een hindernis die ik in een keer nemen moest. Mijn kleine gestalte meende ik jarenlang te moeten compenseren. Met druk gedrag. Met een grote mond. Met lollig zijn. En dus ook met een gelukkige hand in de mode.
Er waren nog meer hindernissen te nemen. Ik kon geen enkel woord dat begon met een medeklinker in een keer mijn mond uitkrijgen. Niet alleen mijn groei zette moeizaam in, dat gold ook voor elke uitgesproken zin. En zo was ik jarenlang een komische, stotterende kabouter. Maar wel héél goed gekleed.

Het stotteren leerde ik – bijna – helemaal af in een therapie, onder het motto: ‘als je het niet zeggen kan, zing het dan’. Soms, in tijden van stress en vermoeidheid, verval ik er nog wel eens in. Ik herken bovendien lotgenoten, ex-stotteraars aan de wijze waarop ze praten, ademhalen. Dan weet ik: jij bent net als ik, en dan knipoog ik bemoedigend.
Maar tegenwoordig zijn er ook stotteraars bij wie de therapie niet heeft gewerkt. Of die helemaal geen therapie hebben gevolgd. Typhoon. Erben Wennemars. Frans Bauer. Miss Montreal. Het lijkt er bijna op dat stotteraars een zichtbaar (of liever: hoorbaar) onderdeel vormen van het huidige tijdsgewricht.
Ook op dat gebied blijk ik dus met terugwerkende kracht een trendsetter.



vrijdag 25 november 2016

Mam

Een spirituele inborst kan mij niet worden verweten. Ik ken god noch geloof en ben tot boven de kuiten vastgeworteld in de Hollandschen klei. Maar ook ben ik een aartstwijfelaar die niet stellig ontkennen zal dat er meer is tussen hemel en aarde. Intussen ben ik daar stiekem zelfs zeker van…

Vandaag is het zes jaar geleden dat mijn moeder stierf. We wisten dat het zou gebeuren: zijzelf, mijn vader en ik. Nimmer had ze een sigaret gerookt, maar dat kon de longkanker niet schelen. Ik wilde in een god geloven die ik daarvoor verantwoordelijk kon houden, maar wist ook wel dat mama het grootste deel van haar leven  in de tabakswalmen van man en zonen had gezeten. Precies een week voordat de diagnose definitief werd gesteld moesten we – volkomen onverwacht - haar jongste zoon, mijn enige broertje cremeren. Mamma’s hart en haar weerstand waren definitief gebroken.

Het was geen mooi einde, die donderdagochtend. Na een licht paniekerig telefoontje van mijn vader
kwam ik aan in het hospice waar mam sinds zes dagen verbleef en al sinds twee volle etmalen sliep. Nu was ze wakker, benauwd, vechtend tegen een verdrinkingsdood. Spreken was onmogelijk, maar ik las haar blik. Ze had op mij gewacht. Ik hield haar vast en stelde haar gerust: ‘Stil maar. Het is goed zo’. Toen stierf ze in mijn armen. De sneeuw die buiten begon te vallen zou een volle week aanhouden. Ik wilde in een god geloven die ik vervloeken kon, maar vond die niet.

In datzelfde rampjaar was bij De Ware een vorm van reuma vastgesteld. Met het afscheid van mama stopte de medische molen niet. Er volgde een traject van medicijnen en bijwerkingen die De Ware tot vermoeidheid en verdriet dreven. Geheel in lijn met de bizarre zorgwetgeving mocht het beste (en duurste) geneesmiddel pas worden toegepast als al het andere niet zou werken. Een lange en pijnlijke route. Ik wist nu wel zeker dat er echt geen god bestond.

Balancerend tussen hoop en vrees zocht De Ware ook naar alternatieve wegen. Onderging massages. Liet een dagcrème instralen en leek daarbij zelfs baat te vinden. En samen bezochten we tijdens een Portugese vakantie het bedevaartsoord Fatima: een fascinerende landmark van zichzelf kastijdende gelovigen die honderden meters kropen naar een kapel en vervolgens een immense kaars aanstaken. Ook wij staken een kaars op, die vrijwel onmiddellijk smolt in de verzengde hitte van de kaarsenoven.
Na die zomer, nu drie jaar geleden, verminderden de klachten van De Ware. Enkele controles later werd de definitieve genezing bevestigd. Medisch verklaarbaar was het niet, zei de reumatoloog, maar zoiets kwam wel eens vaker voor.

Waren het de massages, de dagcrème? De Portugese bedevaartskaars? Of misschien dan toch een god? Nee, ook bij deze wonderbaarlijke genezing geloof ik niet in een dergelijke causaal verband.
Maar ik herken hierin heel duidelijk mijn moeders hand.

zaterdag 12 november 2016

Visie

Wanneer de dagen korter en kouder worden, treedt bij mij doorgaans de najaarsmoeheid in. De kleinste handelingen kosten de grootst mogelijke inspanning. ’s Ochtends word ik wakker zonder echt te zijn uitgerust. Mijn energievoorraad is beperkt en al uitgeput na het tandenpoetsen, als de dag nog beginnen moet.

Maar intussen gaat alles gewoon door in een ongewijzigd rap tempo. Werk. Studie. Huishouden. Het leven. Ik heb er maar weinig kracht voor. Ik kom de dagen door op routine. Helaas kan ik niet altijd leunen op mijn automatische piloot. Soms wordt mij gevraagd om een mening. Een visie. Pffff!
Het hebben van een mening heb ik altijd enorm overschat gevonden. Niet alleen zijn er al heel veel mensen die er een hebben, het grootste gedeelte daarvan vindt het ook erg nodig om die mening vervolgens - bij voorkeur luid en ongevraagd -  te ventileren.

Voortdurend vinden er gebeurtenissen plaats die vragen om een mening. De democratische verkiezing van een leider in de vrije wereld met omstreden ideeën. De bewuste keuze van de populatie van een intelligent geacht Europees land om zich te isoleren van behulpzame buren. De vaderlandse selectie van een  fraai zingend meidengroepje zonder enige uitstraling voor het Eurovisie Songfestival. De toekenning van de Nobelprijs voor de literatuur aan een dichterlijke troubadour.
De herinrichting van een nabijgelegen fietsstraat die aldus evolueert naar racebaan. Iedereen wil er wel wat over zeggen, aan talkshowtafel, collegiale lunch of gezelligemensentoog. Ik luister ernaar en doe er het zwijgen toe. En onderdruk een stiekeme geeuw.
Ik hoef toch niet overal iets van te vinden?

Begrijp me goed: wanneer ik de moeite neem om over al die gewichtige zaken na te denken, dan lukt het doorgaans echt wel om hierover een mening te formuleren. Maar dat kost me zó veel energie. En wie zit er eigenlijk op te wachten? Misschien roep ik het ook wel over mijzelf af, die inspanning bij het vormgeven van een visie. Ik hecht er immers aan om genuanceerd uit de hoek te komen. Daartoe is het noodzakelijk mij te verdiepen in alle voors en tegens om vervolgens een gebalanceerde afweging te kunnen maken. In mijn beleving zijn er steeds minder mensen die geïnteresseerd zijn in de nuance, maar liever luisteren naar een eenvoudig te behappen oneliner (om die vervolgens heel gemakzuchtig te reproduceren).

Ja, ik hecht aan de nuance. Ik ben derhalve dan ook erg allergisch voor de Mens met een Mening waarvan hij/zij volkomen overtuigd is. Voor de stelligheid zonder enige ruimte voor twijfel. Want heus: die mensen zijn er. Die overtuigd zijn van zichzelf en van hun standpunt. Die weten wat ze willen. Die – anders dan ik – de stad ingaan om een jas te kopen en na de eerste pasbeurt al zijn geslaagd.
Toen ik vanmiddag zelf op zoek ging naar een jas raakte ik meer en meer vertwijfeld door alle verschillende materialen en modellen. Het hielp niet toen een verkoper mij ongevraagd van zijn mening voorzag en een kleur adviseerde die ‘echt iets voor mij deed’, maar die ik zelf ronduit afschuwelijk vond.
Ik heb dan misschien geen mening, smaak heb ik wel.


maandag 24 oktober 2016

Vormgeving


Met bovenmatige belangstelling bekeek ik onlangs een serie waarin aandacht werd besteed aan de wijze waarop mannen omgaan met hun uiterlijk. Bekende Nederlanders als Simon (van Nick), Geer (van Goor), Goor (van Geer) en Frank (van Ronald) spraken, de gene voorbij, over de mannelijke vormgeving. Die van een strak lijf en een dito gezicht. Boegbeelden, rolmodellen, ik ben fan!

De zomervakantie is alweer even voorbij. Ik maakte een gedenkwaardige reis waarin ik volop genoot van alle indrukken, fantastische bezienswaardigheden en vergezichten, aardige mensen en, jawel, lekker eten en drinken. Zoals gebruikelijk was mijn koffer bij terugkeer een stukje lichter (want de meegenomen voorraad hagelslag en Heinz sandwichspread was volledig opgesoupeerd) en ikzelf een behoorlijk stuk zwaarder. Het was dus maar goed dat ik mij voorafgaand aan die vakantie had gericht op een slanke start door mijn sportschoolroutine wat te verzwaren en mijn eetgewoonten te verlichten. Bij thuiskomst moest dat dus opnieuw.

De zomervakantie is alweer even voorbij. En hoewel de nazomer geen einde leek te kennen, wilden De Ware en ik toch graag nog een weekje zon en strand alvorens de winter definitief intreden zou.  Teneinde mij shirtloos in ons men-only clothing optional resort te kunnen vertonen moest ik mij weer uitleven in de sportschool en inhouden aan de snackschaal. Drie weken had ik nodig om mijn streefgewicht en –figuur te behalen. Toen konden we vertrekken, hagelslag en Heinz in de bagage.

De zomervakantie is alweer even voorbij. Maar toen we landden op ons paradijselijke eiland kwam die weer helemaal terug. Ons verblijf lag onder een strakblauwe hemel en een stralende zon, onze bungalow pal aan het zwembad. In een hoek van het complex stond een aantal fitnessapparaten opgesteld, bedoeld om de bereikte vormgeving van het vakantielichaam in stand te houden. Van een afstandje keek ik er even naar en wendde toen snel het hoofd af.  Daarmee wilde ik me even niet bezig te houden.

De zomervakantie is alweer even voorbij. De lopende vakantie trouwens ook bijna. Al vijf dagen zijn verstreken, waarin we ons steeds bewegen van onze bungalow naar ofwel het zwembad ofwel een van de meest nabijgelegen restaurants en ten slotte via een kroegterras weer terug naar de bungalow. Soms slepen wij het alras zwaarder worden lijf naar het strand. De dagelijkse actieradius bedraagt niet meer dan enkele honderden meters. Tussendoor moeten we even gaan zitten, voor een glas cava, dat we in onze staat van opperste mindfulness nuttigen met volledige aandacht. Net zoals het heerlijke eten. Tot de laatste hap en de laatste slok.

Als ik vandaag voor de manshoge spiegel sta in de badkamer, zie ik weinig meer van het strakke en getrainde lijf waarmee ik deze week begonnen ben. Wat ik in drie weken zorgvuldig wist vorm te geven, is in vijf dagen tenietgedaan. Over twee dagen reizen we terug. Dan kan ik weer opnieuw beginnen. Om een volgende deadline te halen. Een volgende vakantie. Een volgend shirtloos avontuur.
Over twee dagen reizen we terug. Die kan ik alvast doorbrengen op de fitnessapparaten, hier op het complex.



vrijdag 7 oktober 2016

Plastic

Bestolen ben ik. Beroofd. Van mijn persoonlijke kostbaarheden, maar vooral ook van mijn natuurlijke en onbevangen vertrouwen in de goedheid van de medemens. Iemand heeft zich opzettelijk, doordacht en geraffineerd mijn spullen toegeëigend.

Het was een behoorlijk brutale diefstal. Terwijl ik me nietsvermoedend in het zweet stond te werken in de sportschool wist iemand op geen dertig meter afstand mijn locker in de kleedkamer open te breken en mijn portemonnee uit mijn broek te halen. Ontzet en geschokt trof ik het openstaande kastje aan. Niemand had iets gezien. Er was geen cameratoezicht. En het was ook niet de eerste keer, verklaarde de enige aanwezige medewerkster laconiek - en ging verder met opruimen.
Tot mijn verbazing liep ik in de week die volgde aan tegen meer onverschilligheid en onbegrip.

Mijn portemonnee bevatte niet veel cash: zo’n 20 euro zat erin. Maar wel verschillende betaalpasjes, zowel van mijzelf als van mijn vader wiens financiën ik beheer. En een creditcard. Mijn rijbewijs. De sleutel van mijn vaders voordeur. De pasjes die de tussendeuren openen om bij zijn appartement te komen. Mijn rijbewijs. De milieupas van mijn vader en die van mij. Een ov-chipkaart (met daarop virtuele valuta). Medewerkerskaarten van mijn werkgevers, om te kunnen printen, koffie te tappen, het parkeerterrein op te komen. Verschillende lidmaatschapspasjes. Kortom: een portemonnee vol plastic. Maar voor mij van onschatbare waarde.

De bankpassen waren in no time geblokkeerd en binnen drie dagen gratis vervangen. Ook had ik snel een nieuwe creditcard, maar die kostte mij 7,50. Voor het vervangen van mijn medewerkerspas moest ik bellen met de bedrijfshelpdesk. Dacht ik. Maar de verveelde medewerkster wees mij op de - - vooral voor haar, dacht ik -  gemakkelijke optie om zelf online een nieuwe pas aan te vragen. Opgetogen startte ik die aanvraag, die inderdaad vlot verliep. De laatste stap heette: ‘Betaal nu’. Tot mijn verbijstering zag ik dat ik – heel gemakkelijk – een tientje kon betalen voor mijn nieuwe medewerkerspas. Er brak iets in mij.
Ik belde opnieuw de bedrijfshelpdesk en kreeg verbinding met een andere medewerker welke ik kort verslag deed van het voorafgaande. ‘Nu bén ik al behoorlijk gedupeerd ben door deze diefstal’, besloot ik mijn verhaal met een snik van het dagenlang opgespaarde zelfmedelijden. ‘En nu geeft mijn werkgever nog even een trap na door mij een tientje te laten betalen voor een stuk plastic dat buiten mijn schuld om moet worden vervangen!’ Ik bulderde: ‘En bovendien kán ik niet eens iets betalen, want ik heb ook geen bankpas!!’ Misschien voelde mijn gesprekspartner zich geïntimideerd door mijn oplopende stemvolume, maar hij vond inderdaad dat ik ‘best wel genaaid’ was. Hij ging mij de nieuwe pas opsturen. Gratis. Ik voelde mij erkend.

Twee dagen later ging ik langs bij het kantoor van het appartementencomplex van mijn vader voor een nieuw toegangspasje. Ik moest bellen en een kantoormeisje deed de tussendeur open, die ik normaal gesproken zelf met mijn pasje zou hebben geopend. Ik deed mijn verhaal en kreeg van het meisje het verzoek een aanvraagformulier in te vullen. Voordat ik tekende zag ik in de allerlaatste regel dat het nieuwe pasje tien euro kostte. En o ja, een borg van honderd euro. Ja, dat klopte inderdaad, knikte het meisje, onder op te houden met het vijlen van haar nagels.
Ik gaf haar het ongetekende formulier terug.
‘Voortaan bel ik gewoon steeds aan’ sprak ik opgewekt. ‘Wel zo gezellig!’
En wel zo goedkoop.






















woensdag 21 september 2016

Perspectief

Soms zit je vast. Door gebrek aan overzicht. Door gebrek aan inzicht. Door gebrek aan doorzettingsvermogen. Door gebrek aan lef. Door een writer’s block. Of door een existentiële crisis. Dan helpt het vaak om een andere invalshoek te kiezen.

Alweer enige tijd ben ik grootouder van een parmantig voortstappend wezentje, van amper tachtig centimeter. We noemen het Bob, ook al heet het zo niet echt. Soms geeft Bob opa een handje om na een val weer overeind te worden geholpen, soms om hindernissen als drempel en trottoirband te nemen. Meestal echter geeft Bob opa juist géén handje en kiest een geheel eigen weg en  een - vaak onnavolgbare - route. Alertheid is dan geboden, want zowel de boze buiten- als binnenwereld blijken vol met gevaren. Die gevaren variëren van reusachtige obstakels als tuinhekjes en kiezelstenen tot (te) laag aangebrachte stopcontacten zonder beveiliging en luid dichtklappende kastdeurtjes. In aanwezigheid van de kleine Bob verschuift mijn uitgangspositie zich van vogel- naar kikkerperspectief. En zo word ik mij veel bewuster van al wat zich bevindt op ground level: het niveau van de begane grond. 
En van het feit dat er toch eigenlijk echt nodig gestofzuigd moet worden.

Soms heeft de perspectiefwissel weinig te maken met hoogte, maar eerder met diepte. Een dierbare vriendin ondergaat op dit moment dapper een moeilijke levensfase, vol rouw en afscheid. Voor de afleiding haalde ik haar op voor een ritje met die auto. Die moest nodig naar de wasstraat en wat bleek? Een wasstraatbezoek was een nog onvervulde wens van vriendin (die auto noch rijbewijs bezit). Ik schoof de plafondbekleding weg voor het panoramadak en liet het voertuig voorttrekken door de meterslange autowasserette, waarbij we zelf konden blijven zitten. Ik had dit zelf al veel vaker gedaan: een noodzakelijk kwaad en een tijdverdrijf dat zich bij uitstek leent om sociale media en app’jes te checken.
Maar nu kostte het geen enkele moeite om samen te kijken met dezelfde onbevangen blik. Naar al die bubbeltjes in het schuim, dat via de voorruit over het dak heengleed. Naar de sproeiers die keihard tegen de zijramen spoten. Naar de borstels die ons welhaast leken te pletten. Naar de sponzen die als waanzinnigen probeerden de hele auto droog te slaan. Naar de zware, brede blazer die recht op ons afkwam als een onafwendbaar en allesvernietigend monster (met als spoiler het opschrift ‘Geen angst. Ik ga op tijd omhoog!’ - dat wel). Kortom: de alledaagse wasstraat werd voor ons een spannende en gevarieerde kermisattractie waar we ons gillend en gierend doorheen lieten leiden, als ware het de eerste keer.

Toen ik vriendin daarna weer thuis afleverde, was ze er behoorlijk van opgeknapt.
Ikzelf ook, trouwens.
En volgende keer? Dan neem ik Bob mee naar de wasstraat.



vrijdag 2 september 2016

Dialoog

Wie mij een beetje kent, weet dat ik een behoorlijk optimistische inborst bezit. Ik moet hier opbiechten dat ik ook een donkere kant heb. Diep vanbinnen huist een enorme hypochonder. Bij het minste signaal kondigt die luidkeels het begin van het einde aan, terwijl de optimist hardop tegenstribbelt.

In mijn omgeving valt de jongere generatie uit door overbelasting of burn-out en de oudere door alzheimer of herseninfarct. De menselijke soort heeft doorgaans niet alleen een zwak fysiek gestel maar ook een kwetsbare geestelijke gezondheid. Hoewel ik er zelf nog altijd niet echt aan ten onder ben gegaan, vraag ik me voortdurend af of ik wel helemaal goed bij mijn hoofd  ben. Dat afvragen doe ik hardop. En vervolgens geef ik me zelf dan antwoord. Eveneens hardop.

Al zolang ik me kan heugen praat ik tegen mezelf. En als ik me daarvan niet bewust was, dan werd ik er door mijn omgeving wel fijntjes aan herinnerd. Collega’s die in mijn buurt moesten werken werden gillend gek van mijn innerlijke dialoog. Toen mijn huidige werkgever naar een andere locatie verhuisde en er een nieuwe kantoorindeling moest gemaakt, werd er een volledige gesprekscyclus in gang gezet om vast te stellen welke medewerkers een kamer met mij wilden delen. Er werden er twee bereid gevonden. Ook zij spraken tegen zichzelf. Maar bij mijn aanwezigheid slaagden zij er niet in om zichzelf voor zichzelf verstaanbaar te maken.

De laatste tijd heb ik het gevoel dat het erger wordt. Ik schrik soms van mijn eigen stem, die mij vermanend dan wel bemoedigend toespreekt. Op het werk sta ik soms op het medewerkerstoilet tijdens het handenwassen tegen mijn spiegelbeeld te roepen. Niet zelden precies op het moment dat er een collega uit een van de toiletten komt. Het lijkt een onbeheersbare impuls – een klein drama voor een control freak als ik. Ook thuis wordt het er niet beter op. Zelfs De Ware - in de loop der jaren toch behoorlijk geconditioneerd – schrikt overeind als ik (op een geheel andere plek in huis) weer eens mijn stem tegen mijzelf verhef.
Alle toenemende meewarige reacties stemmen mij zorgelijk. Slaat de dementie nu dan toch toe? Ben ik mij teveel te buiten gegaan aan geestverruimende middelen? Is een vroege overspannenheid nooit onderkend? Heb ik een langzaam groeiende hersentumor?

Met lood in de schoenen besloot ik te googelen om het antwoord op mijn vragen te vinden.
Maar wat blijkt? Onderzoek heeft aangetoond dat in jezelf praten in het geheel geen teken van gekte is. Integendeel: het zorgt ervoor dat stress afvloeit, verhoogt zelfinzicht, helpt gedachten helder te krijgen en werkt als aanmoediging of bijsturing. Er zitten eigenlijk louter voordelen aan in jezelf praten, vertelde de online psycholoog geruststellend.  
Ergens anders las ik ook nog dat je er je zelfcontrole en wilskracht door traint. Alleen: in situaties waarbij in jezelf praten minder praktisch is, kun je de discussie beter in je hoofd voeren.
Maar ja, daartoe mis ik dus de zelfcontrole en wilskracht.
Gelukkig train ik daarvoor.



zaterdag 13 augustus 2016

Filmster

Reizen blijkt doorgaans erg leerzaam. Ontmoetingen met andere volken en culturen leiden vaak tot nieuwe en verrassende kennis en bijzondere openbaringen. En niet alleen over dat andere volk, die andere cultuur. Oók over jezelf. 

Nog altijd verblijven we in de Verenigde Staten, inmiddels in San Francisco. Nog immer in verwondering over het volk dat we zo goed denken te kennen uit films en series. En dat klopt ook: voortdurend kijken we speurend om ons heen waar de camera precies staat, want een willekeurige Amerikaan die op straat een mobiel telefoongesprek voert, doet dat precies zoals  - pakweg – Samuel L. Jackson, George Clooney en Jennifer Anniston dat op het witte doek doen. De dialogen in winkels, bars en restaurants zijn al net zo herkenbaar.  In Bourbonstreet in New Orleans zagen we inderdaad een cameraploeg lopen. De bijbehorende sterren waren helaas niet in beeld: Queen Latifah en Jada Pinkett Smith zien we dus pas volgend jaar in actie in de film Girl Trip. En het restaurant om de hoek van ons huidige verblijf is enige dagen gesloten wegens opnamen voor de nieuwe Netflix-serie Girlboss (met Britt Robertson).

Amerikaanse filmdialogen blijken dus erg natuurgetrouw. Het zijn niet zomaar uit het Nederlands vertaalde conversaties. Voorbeeld: in het Engels bestaat er geen verschil tussen jij en jullie. Zowel de tweede persoon enkelvoud als meervoud wordt aangeduid met you. Dat kan soms verwarrend zijn. De Amerikanen hebben daar iets op gevonden. Wanneer het gaat om het meervoudige you (jullie) spreken ze steevast van you guys. Behalve in het diepe, donkere zuiden. Daar spreekt men duo’s en groepen aan met y’all. Wat gaan y’all doen vandaag? En, in de rest van de natie: waar komen you guys vandaan? Net als in de film begint elk gesprek dat wij voeren - op straat, waar men ons vaak spontaan begroet, maar ook in supermarkt of museum - met de vraag: how are you guy s (y'all) doin' today? Elke keer nog worden wij onzeker van deze vraag, waarvan we niet begrijpen of deze een retorische bedoeling heeft of juist een feitelijk antwoord verwacht. En dus mompelen we moeizaam iets van good, well of fine. Nee, een Amerikaans filmsterrenbestaan is voor ons bepaald nog niet weggelegd.

Ons huidige verblijf in San Francisco is overigens een artistiek soort WildWest-themakamer, die er volledig op is ingericht om Brokeback Mountain integraal na te spelen. 
Dat lukt dan weer wel.


dinsdag 2 augustus 2016

Avontuur

In een vorig leven was een vakantie een spannend en onvoorspelbaar avontuur. Hoe anders zijn de tegenwoordige tijden. Alles is geregeld, vastgelegd en onder controle. Nou ja... Alles? 

We zijn in het diepe zuiden van de Verenigde Staten, de Ware en ik. In New Orleans, swingende stad vol smakelijke hoogtepunten, ideale smeltkroes van blank en zwart. En na een week of wat reizen we verder, naar het zonnige Santa Cruz aan de Noord-Californische kust en tot slot naar San Francisco, ook al zo’n hoogtepunt van cultuur en liefdevol samenleven. De gehele trip hebben we met zorg uitgestippeld.  Elke stap ligt vast: van de reis- en overstaptijden tot het type huurauto. We kennen de straten waarin onze appartementen zich bevinden, we weten hoe de bedden eruitzien waarin we slapen en we hebben ons ervan vergewist dat de matrassen zacht zijn en de buren rustig. Knappe jongen die ons nog verrassen kan.

Al bij aankomst in ons land van bestemming moeten we concluderen dat vijf kwartier toch te kort is om over te stappen op de binnenlandse vlucht van Houston naar New Orleans. Dat houdt  waarschijnlijk ook verband met het gegeven dat onze vlucht vanuit het vaderland vertrok met veertig minuten vertraging. Of met de turbulentie, die erin resulteert dat de kipkerrievliegtuigmaaltijd belandt op de fraaie lichtbeige pantalon van De Ware. Gelukkig is het onze hele eerste vakantieweek broeierig warm en is kleding überhaupt overbodig. Op dag twee blijkt dat de zo verstandig meegebrachte verloopstekker niet voldoende is om de eveneens ingepakte elektrische tandenborstel aan de praat te houden. Daarvoor zijn de 110 Amerikaanse volt echt onvoldoende. En elke taxichauffeur die ons afzet bij ons vakantieappartement drukt ons op het hart om ’s avonds voorzichtig te zijn.

Maar: er zijn ook aangename verrassingen. Zelfs in ons minighetto zijn de bewoners zonder uitzondering vriendelijk en behulpzaam. Elke maaltijd blijkt een smaaksensatie. De donkere chauffeur van de bomvolle tram herkent mij – uiterst joviaal - zowaar nog van de rit van de dag ervoor. Ik voel me pretty fly for a white guy . En in het muzikale New Orleans zijn op een en dezelfde avond optredens van Americanaheld Ray Lamontagne, cultband Guns’n Roses en de nieuwe damescombinatie Case, Lang en Veirs (samenwerkingsverband van solozangeressen Nero Case, kd lang en Laura Veirs). We kiezen voor die laatste, omdat we de ochtend voor het optreden toevallig langs het theater rijden en we het samen de avond ervoor nog hadden over het fraaie, net verschenen album.  De juiste keuze: het trio verandert  New Orleans een avond lang in Paradise City.

 Zoals gezegd is het weer in onze eerste vakantieweek drukkend warm en de temperatuur bovengemiddeld hoog (vinden ook de New Orleanians). In een poging tot controle houdt De Ware alvast de weersomstandigheden bij op onze volgende locatie. Daar wordt het zelfs nog warmer, maar ja: we kunnen er wél lekker naar het strand: ikzelf kijk er in elk geval enorm naar uit!
Tot het moment dat De Ware mij schoorvoetend bekent het verkeerde Santa Cruz te hebben ingevoerd in de digitale klimaatbeheerser: niet de Californische variant maar die in Bolivia. We moeten ons bij nader inzien voorbereiden op lange broeken en dikke truien. 
Ach, jee. Niet ingepakt.
Lekker avontuurlijk.







vrijdag 15 juli 2016

Vertrouwen

Naarmate de tijd dat de vakantie aanbreekt korter wordt, ben ik steeds meer bezig met verandering. Ik neem mij voor om in de vrije vakantieperiode een aantal drastische wijzigingen door te voeren, zoals een grootscheepse verbouwing of renovatie. En nu de vakantie daadwerkelijk is begonnen, zit ik er middenin. In mijn hoofd.

Terwijl de vliegtuigen zich in de Twin Towers boorden, schilderde ik het plafonnetje van ons droomhuis. De Ware en ik wonen er nu dus al vijftien jaar. We konden écht niet wachten om ons liefdesnest te betrekken en besloten om de opknapbeurt in eerste instantie te beperken tot een frisse sausbeurt. Om de rest van de renovatie stapsgewijs uit te voeren ná de verhuizing. Misschien kenden wij elkaar toen nog niet zó heel goed. Of onszelf. Misschien waren we vol van enthousiasme en wishful thinking. Maar terugkijkend bleek deze opvatting een denkfout.
Intussen weet ik van mezelf dat ik nog altijd enthousiast ben, maar met meer plannen dan tijd. Ik geef het toe: ik ben van het type dat vol vertrouwen ergens aan begint, maar de interesse al verliest als het karwei nog maar amper is gestart. Wat heb ik daarvan geleerd? Het is beter om iemand in te huren voor de uitvoer van al die – prachtige! – ideeën. Deze conclusie stuit evenwel direct op een tweetal problemen.

Ten eerste vormen verbouwen én vertrouwen een noodzakelijke combinatie. De uitverkoren klusser moet vooral betrouwbaar zijn: een lastig vast te stellen criterium. Op advies van mijn omgeving probeerde ik Spotnet, waar betrouwbare én betaalbare vaklieden voor mij in de rij zouden staan. De vakman van mijn keuze (uit twee) meldde zich af bij de eerste twee afspraken en liet de derde keer helemaal niets meer van zich horen.
Ander (recent) voorbeeld. Een bevriende collega (of collegiale vriend) dook in eigen kennissenkring 'een mannetje’ op. Mannetje zou samen met Collega een houten vloer leggen in net aangekocht appartement. Collega kocht hiertoe extra lang hout, omdat de vloerdelen in de lengte gelegd dienden te worden. Afspraak was om aan de klus te beginnen op woensdagmiddag, 12 uur. ‘Nee, niet eerder, want dan moet ik werken’, hoorde ik Collega aan de telefoon zeggen. Mannetje zei dat hij een ochtendmens was en derhalve liever vroeg wilde beginnen. Hij had toch een sleutel. En hij kon wel een maat meenemen. Collega reageerde beslist en nadrukkelijk: ‘Nee! Twaalf uur! Jij en ik, laat die maat maar thuis!’ Toen Collega die woensdagmiddag aankwam bij zijn appartement zag hij de auto van Mannetje voor de deur staan. Al sinds 8 uur die ochtend, bewees het parkeerbonnetje achter de voorruit. Van boven klonk gehamer en gezaag. Zeker: mannetje én z’n maat hadden de hele vloer al bijna gelegd. De lange vloerdelen waren in korte stukken gezaagd en in de breedte gelegd. Collega, geroemd om zijn geduld, zette het tweetal onverwijld buiten en verwijderde eigenhandig de vloer. Mannetje belde twee dagen later om te vragen wanneer hij nu zijn daggeld betaald zou krijgen.

Betrouwbaarheid vormt dus een behoorlijke barrière bij de uitvoering van een verbouwklus. Maar als dat is opgelost, doet zich - in ons huishouden - een tweede, nog groter, probleem voor. De Ware, uiterst betrouwbare en veelal thuiswerkende zzp’er, heeft een absolute weerzin tegen bouwactiviteiten in de directe werkomgeving, van haast fobische afmetingen.  Iets met concentratie of zo.
Door deze combinatie van factoren bevinden wij ons nu dus al vele jaren in een patstelling. De vakanties blijven wel heerlijk rustig. Behalve in mijn hoofd. 


woensdag 29 juni 2016

Tussenstop

Het is de tijd van het jaar waarin er zaken worden afgesloten. In mijn geval een schooljaar én een studiejaar. In de zomer (als die ooit nog aanbreekt) leun ik even achterover, daarna herhaalt de cyclus zich. Voor anderen wordt er juist een tijdperk afgesloten. En ook dat maak ik nu mee, van heel dichtbij.


Wanneer we samen zijn, zeggen mensen vaak dat we op elkaar lijken. Dat vind ik een groot compliment, want ik heb werkelijk een prachtige dochter. Of zijzelf dat ook als compliment beschouwt, daarvan ben ik minder zeker. Overigens zijn we niet zo heel vaak bij elkaar, want behalve prachtig is ze ook erg druk. Zoals de meeste jongeren van tegenwoordig. Een gevuld sociaal leven. Een voor het levensonderhoud noodzakelijke baan. Naast een behoorlijk intensieve studie. Maar daaraan komt nu dan een – voorlopig – einde.

In tegenstelling tot veel leeftijdgenoten wist mijn middelste kind, mijn Hommeltje, al ruim voor de studiekeuzefase wat zij wilde.  Maar ja, dat maakt het niet per se gemakkelijker. Zij koos voor een richting waarin de selectie zwaar was en het toekomstperspectief onzeker: het theater. Toch was zij er zelf altijd zeker van, ondanks de lange en bochtige weg die ze bewandelde.
Om een opleiding te kunnen volgen moest er eerst worden geauditeerd. Bij alle eerste audities werd Hommeltje te jong bevonden. Ze wás ook jong, maar had wel al veel ervaring en lering opgedaan in theater, zang en dans. Dat was niet voldoende: lévenservaring moest ze hebben, meer dan de net-17-jarige die zij toen was. Dus deed ze levenservaring op – met volle teugen. Er volgden nog jaren van audities, van onzekerheid en van afwijzing, maar uiteindelijk ook van succes.

Hommeltje was duidelijk volkomen op haar plaats in die nieuwe wereld. Ons, betrokken ouders, nam ze in haar kielzog mee. Dat was niet echt iets nieuws: we bezochten in de loop der jaren, tot vermoeiens toe, veel (heel veel) voorstellingen waarin ze speelde of zong, in het ensemble, in een bijrol of (regelmatig) als o zo vertederende komische noot. Eenmaal in opleiding zagen we Hommeltje serieus, ontroerend, vervreemdend of geheel ontkleed op het podium. Ze schreef mee aan stukken of was zelf de regisseur. En wij - we applaudisseerden onze handen stuk. Want tjongejonge, wat waren we trots. Trots op haar talent, haar ontwikkeling, haar doorzettingsvermogen.

En nu breekt dan het moment aan waarnaar ze acht jaar uitgekeken heeft, en wij met haar. Hommeltje is een gediplomeerd theatermaker! Een einddoel is het zeker niet, het is een tussenstop.  En hierna is de selectie even zwaar en het toekomstperspectief even onzeker. Maar het kán dus ook gewoon lukken.
Dus wat geeft dat nu?


woensdag 15 juni 2016

Telefoon

De jeugd van tegenwoordig verschilt in wezen weinig van de jeugd van ooit en voorbij. Toch mag niet worden onderschat in welke omstandigheden de jongere van nu zich staande moet houden. Alleen al  het materiaal waarmee vandaag den dag gewerkt wordt is van een heel andere orde.

Elk half jaar begeleid ik een handjevol studenten gedurende hun hbo-stage. Nou ja, begeleiden: ik zie erop toe dat ze voldoen aan de voorwaarden die de opleiding aan hen stelt. Met hun dagelijkse routine heb ik weinig te maken, dat laat ik over aan de praktijkbegeleider op de werkvloer. Het op afstand begeleiden van zo’n stage is mooi en dankbaar werk. Tijdens de stageperiode, die feitelijk twintig weken telt, zie ik studenten van onhandige en soms opstandige pubers veranderen in onafhankelijke en veelal verantwoordelijke volwassenen. Een prachtig proces. Als het inderdaad zo werkt.

Soms verloopt een en ander minder voorspoedig. Dan klikt het niet tussen student en praktijkbegeleider. Of tussen student en taken. Of tussen student en sfeer. Dat ligt zeker niet noodzakelijk aan de student. Het komt heus voor dat die uitsluitend wordt ingezet voor de bediening van het koffiezetapparaat en het archiveren van dossiers (en zulks dan ook nog zonder enige vergoeding). In dat geval spring ik als een razende en reddende superheld tussenbeide om mijn pupil in bescherming te nemen tegen een dergelijk misbruik. Maar: een enkele keer blijft die pupil in gebreke.

Afgelopen week voerde ik een vervelend eindgesprek met stagiaire en begeleiders. De stage werd beoordeeld met een onvoldoende, wegens gebrek aan initiatief en niveau bij de student. De laatste was het daarmee oneens. Immers: zij had toch haar vooraf gestelde persoonlijke leerdoelen behaald. Een van deze leerdoelen betrof het aannemen van de telefoon. Want de jeugd van tegenwoordig heeft dan wel te allen tijde een telefoon in de hand, maar durft doorgaans niet te bellen. Deze student beargumenteerde het behalen van haar leerdoel met de uitspraak dat ze een goede openingszin had ontwikkeld. Deze – behoorlijk briljante – opening luidde: ‘Goedemorgen. U spreekt met [haar eigen naam]. Waarmee kan ik u helpen?’ Tegen zoveel vernuft leek weinig in te brengen.
Een van de praktijkbegeleiders deed dat toch. Het bleek dat de stagiaire de geniale opening op een briefje had geschreven dat zij hardop voorlas wanneer zij de telefoon opnam. Zij had tevens een briefje opgesteld dat begon met ‘Goedemiddag’. De praktijkbegeleider merkte op dat de stagiaire meer dan eens vergat om de briefjes rond het middaguur te verwisselen en tot laat in de middag haar gesprekspartners begroette met ‘Goedemorgen’.
De stagiaire vond dit muggenzifterij. Zij was er zelf stellig van overtuigd dat ze een enorme ontwikkeling had doorgemaakt in de afgelopen twintig weken. En ja, ze dacht dat ze nu ook wel klaar was voor het archiveren van dossiers.

Mijn stagiaire was oprecht overtuigd van het succes van haar proces. Ik niet, helaas. En zo werd ik geen reddende superheld maar een ergerlijke ellendeling.
Dat kan dus ook.  


zondag 29 mei 2016

Val

Vader is gevallen. Het leek allemaal in slow motion te gaan, maar het was gebeurd voor ik er erg in had. Ik had hem vast, echt waar. Maar de zwaartekracht was sterker dan ik. Of misschien rukte hij zichzelf los uit mijn greep. Met of zonder alle tragische symboliek: vader viel met een behoorlijke smak op de grond.

Het was de eerste prachtige voorjaarsdag: een uitgelezen moment voor een wandeling in het nabijgelegen park. ‘Van een beetje beweging is nog nooit iemand doodgegaan’, zei ik nog opgewekt, terwijl ik vader de deur uit hielp, hetgeen nog een behoorlijke opgave is bij iemand die ongeveer de hele winter in de bank heeft gezeten. Hij bewoog stijf en houterig en was weinig stabiel – een vooruitwijzing die ik misschien meer aandacht had moeten geven.
De wandeling was heerlijk en ja, misschien ook wel te lang. Vader wilde al een poosje even gaan zitten, maar ik stelde hem een zonnig terras in het vooruitzicht om op uit te blazen onder het genot van een heerlijk glas rosé. Dat laatste stelde ik vooral mijzelf in het vooruitzicht. ‘Hou vol, pap!’ riep ik, ferm coachend.

Met het terras in het vizier ging het mis. Op een onregelmatig stukje bouwterrein verloor vader zijn evenwicht, struikelde, tuimelde, viel. Ik had hem vast, echt waar. Maar hij glipte uit mijn vingers, brak eerst zijn val met zijn linkerarm en stuiterde toen ook nog met zijn voorhoofd op het harde zand.
Dat zag er lelijk uit. Ik bekeek de zanderige hoofdwond en dacht ‘tetanusinjectie’. Ik wist mijn vader te begeleiden naar een zorgmedewerkster die dienst had in zijn gebouw. Ze maakte de wond schoon en dat bleek gelukkig alleen geschaafd. Ze voelde even aan de arm, die pijnlijk was. Maar niet gebroken, constateerde zij. Haar advies: rustig terug in de bank gaan zitten en wachten tot het over gaat. Ik schafte een mitella aan, maar het lukte vader niet om dat concept nog te bevatten.

Maar de pijn in de arm ging niet over, dus bezocht ik met vader een huisarts. De arm was geheel zwart als gevolg van een bloeduitstorting, maar ook de huisarts zei: het is niet gebroken. En schreef een pijnstiller voor. Hij voorspelde een traag, moeizaam en pijnlijk herstel als gevolg van vaders ouderdom.
Bijna drie weken later klaagde mijn vader nog steeds over aanhoudende pijn. Een vervangende huisarts kwam op visite. Geen breuk, was ook haar conclusie. Maar ook: misschien toch even een foto laten maken. Dus maakten we een paar dagen geleden een uitstapje naar de afdeling radiologie van het nabijgelegen ziekenhuis, vader en ik.

De radioloog was even onverbiddelijk als de foto: de bovenarm was gebroken. Hij vroeg nog maar eens wat er precies was gebeurd, met een blik die mijn schuldgevoel tot ongekende proporties wist te brengen. Hij stuurde ons met foto naar de Spoedeisende Hulp, waar achtereenvolgens een verpleegkundige, een arts-assistent en een arts dezelfde diagnose kwamen afgeven. Ja, de arm was gebroken. Maar als dat direct na de val al was geconstateerd, dan hadden zij er ook niets aan gedaan. De breuk moest vanzelf helen. Met behulp van pijnstillers en misschien een mitella.
Ach, we waren er toch weer een middagje uit geweest.


zaterdag 14 mei 2016

EuroService 2016 (slot)

We naderen de zinderende apotheose, de finale van een week van muzikaal liefdevol samen komen: een eufemisme voor een keiharde landencompetitie waarin iedereen de beste wil zijn. Vanavond volgt dan de ontknoping, niet noodzakelijk verrassend maar ongetwijfeld vermakelijk. Er bij zijn en meedoen is het motto en dat kan natuurlijk: klik hier voor het stemformulier.

Na een aardige halve finale, waarbij uw Connaisseur opnieuw een 90%-score wist te behalen in de voorspelling, start deze avond met een lichte teleurstelling: onze vaderlandse troef, vriend Douwe Bob, heeft een erg vroege startpositie toebedeeld gekregen als nummer 3 van 26. Blijft de indruk die hij ongetwijfeld zal maken lang genoeg hangen om de stemmen van het publiek blijvend aan zich te binden? Of is dit juist in zijn (en ons) voordeel en is de concentratieboog van de hedendaagse televisiekijker na nummertje 5 sowieso aan z’n einde gekomen? Het kan altijd nog erger: ons Vlaams vriendinneke Laura moet deze avond het spits afbijten en vervolgens drie lange uren nagelbijtend in de green room doorbrengen.

Alvorens de puntentelling start hebben we dan ook de pauze-act en singlepromotie gezien van niemand minder Justin Timberlake, niet toevallig in het jaar waarin ook de Verenigde Staten meekijken naar het Eurovisiecircus. Twee jaar geleden kende het festival een Australische pauze-act en het jaar daarna was dat land van de partij als deelnemer. Een voorzichtige vooruitwijzing? Zien we volgend jaar Justin Bieber of Taylor Swift op het Eurovisiepodium? Ik denk het niet.

De meeste deelnemers van vanavond waren natuurlijk al te zien in een van beide halve finales. Maar de reeds geplaatste zes moeten zich vanavond bewijzen. Dit jaar hebben zij zich van hun beste kant laten zien. Een van de favorieten is de Franse Amir (elfde bijdrage), die helaas af en toe nog wat moeite heeft met de hogere noten. Ik heb hem daarover de afgelopen dagen intensief geadviseerd (zie foto). De Italiaanse Francesca Michielin (6) zingt daarentegen fantastisch: een indringend en meeslepend nummer. Titelverdediger Zweden (9) komt met puber Frans, die een liedje zingt dat wel erg veel wegheeft van Catch and release, een nummer van Matt Simons, maar een kniesoor die daarop let. Duitsland ging vorig jaar met nul punten naar huis en de kans is niet ondenkbeeldig dat zangeresje Jamie-Lee (10) vanavond hetzelfde gaat gebeuren. Boring! De Spaanse Barei (19) verrast met een swingende uitvoering van een feestelijke dancenummer en ook Engeland komt weer eens voor de dag met iets fatsoenlijks in de vorm van het jongensduo Joe & Jake (25). Tijdens hun optreden wordt het decor gevuld met selfies die een ieder mocht inzenden. Opdracht: zoek Meryl Streep!

De intrigerende act van de Russische Sergey (door de Zweedse presentatrice steevast aangesproken met Sir Gay) en de adembenemende vocalen van de Australische Dami en de Oekraïnse Jamala lijken de meeste kans te maken. Maar Douwe Bob kan dit drietal zomaar langszij inhalen. Zo blijft het toch nog spannend.
Hieronder opnieuw de top-10-voorspellen van uw Connaisseur, evenals zijn eigen voorkeur:

Voorspelling:
1 Rusland
2 Australië
3 Oekraïne
4 Nederland
5 Frankrijk
6 Zweden
7 Armenië
8 Oostenrijk
9 Bulgarije
10 Italië
Voorkeur van Le Connaisseur:
1 Frankrijk
2 Italië
3 Nederland
4 Oostenrijk
5 België
6 Bulgarije
7 Georgië
8 Spanje
9 Rusland
10 Australië

 
Hóór je wat ik zeg?!


O ja: het leerzame minicollege over dit onderwerp al bekeken?