woensdag 29 juni 2016

Tussenstop

Het is de tijd van het jaar waarin er zaken worden afgesloten. In mijn geval een schooljaar én een studiejaar. In de zomer (als die ooit nog aanbreekt) leun ik even achterover, daarna herhaalt de cyclus zich. Voor anderen wordt er juist een tijdperk afgesloten. En ook dat maak ik nu mee, van heel dichtbij.


Wanneer we samen zijn, zeggen mensen vaak dat we op elkaar lijken. Dat vind ik een groot compliment, want ik heb werkelijk een prachtige dochter. Of zijzelf dat ook als compliment beschouwt, daarvan ben ik minder zeker. Overigens zijn we niet zo heel vaak bij elkaar, want behalve prachtig is ze ook erg druk. Zoals de meeste jongeren van tegenwoordig. Een gevuld sociaal leven. Een voor het levensonderhoud noodzakelijke baan. Naast een behoorlijk intensieve studie. Maar daaraan komt nu dan een – voorlopig – einde.

In tegenstelling tot veel leeftijdgenoten wist mijn middelste kind, mijn Hommeltje, al ruim voor de studiekeuzefase wat zij wilde.  Maar ja, dat maakt het niet per se gemakkelijker. Zij koos voor een richting waarin de selectie zwaar was en het toekomstperspectief onzeker: het theater. Toch was zij er zelf altijd zeker van, ondanks de lange en bochtige weg die ze bewandelde.
Om een opleiding te kunnen volgen moest er eerst worden geauditeerd. Bij alle eerste audities werd Hommeltje te jong bevonden. Ze wás ook jong, maar had wel al veel ervaring en lering opgedaan in theater, zang en dans. Dat was niet voldoende: lévenservaring moest ze hebben, meer dan de net-17-jarige die zij toen was. Dus deed ze levenservaring op – met volle teugen. Er volgden nog jaren van audities, van onzekerheid en van afwijzing, maar uiteindelijk ook van succes.

Hommeltje was duidelijk volkomen op haar plaats in die nieuwe wereld. Ons, betrokken ouders, nam ze in haar kielzog mee. Dat was niet echt iets nieuws: we bezochten in de loop der jaren, tot vermoeiens toe, veel (heel veel) voorstellingen waarin ze speelde of zong, in het ensemble, in een bijrol of (regelmatig) als o zo vertederende komische noot. Eenmaal in opleiding zagen we Hommeltje serieus, ontroerend, vervreemdend of geheel ontkleed op het podium. Ze schreef mee aan stukken of was zelf de regisseur. En wij - we applaudisseerden onze handen stuk. Want tjongejonge, wat waren we trots. Trots op haar talent, haar ontwikkeling, haar doorzettingsvermogen.

En nu breekt dan het moment aan waarnaar ze acht jaar uitgekeken heeft, en wij met haar. Hommeltje is een gediplomeerd theatermaker! Een einddoel is het zeker niet, het is een tussenstop.  En hierna is de selectie even zwaar en het toekomstperspectief even onzeker. Maar het kán dus ook gewoon lukken.
Dus wat geeft dat nu?


woensdag 15 juni 2016

Telefoon

De jeugd van tegenwoordig verschilt in wezen weinig van de jeugd van ooit en voorbij. Toch mag niet worden onderschat in welke omstandigheden de jongere van nu zich staande moet houden. Alleen al  het materiaal waarmee vandaag den dag gewerkt wordt is van een heel andere orde.

Elk half jaar begeleid ik een handjevol studenten gedurende hun hbo-stage. Nou ja, begeleiden: ik zie erop toe dat ze voldoen aan de voorwaarden die de opleiding aan hen stelt. Met hun dagelijkse routine heb ik weinig te maken, dat laat ik over aan de praktijkbegeleider op de werkvloer. Het op afstand begeleiden van zo’n stage is mooi en dankbaar werk. Tijdens de stageperiode, die feitelijk twintig weken telt, zie ik studenten van onhandige en soms opstandige pubers veranderen in onafhankelijke en veelal verantwoordelijke volwassenen. Een prachtig proces. Als het inderdaad zo werkt.

Soms verloopt een en ander minder voorspoedig. Dan klikt het niet tussen student en praktijkbegeleider. Of tussen student en taken. Of tussen student en sfeer. Dat ligt zeker niet noodzakelijk aan de student. Het komt heus voor dat die uitsluitend wordt ingezet voor de bediening van het koffiezetapparaat en het archiveren van dossiers (en zulks dan ook nog zonder enige vergoeding). In dat geval spring ik als een razende en reddende superheld tussenbeide om mijn pupil in bescherming te nemen tegen een dergelijk misbruik. Maar: een enkele keer blijft die pupil in gebreke.

Afgelopen week voerde ik een vervelend eindgesprek met stagiaire en begeleiders. De stage werd beoordeeld met een onvoldoende, wegens gebrek aan initiatief en niveau bij de student. De laatste was het daarmee oneens. Immers: zij had toch haar vooraf gestelde persoonlijke leerdoelen behaald. Een van deze leerdoelen betrof het aannemen van de telefoon. Want de jeugd van tegenwoordig heeft dan wel te allen tijde een telefoon in de hand, maar durft doorgaans niet te bellen. Deze student beargumenteerde het behalen van haar leerdoel met de uitspraak dat ze een goede openingszin had ontwikkeld. Deze – behoorlijk briljante – opening luidde: ‘Goedemorgen. U spreekt met [haar eigen naam]. Waarmee kan ik u helpen?’ Tegen zoveel vernuft leek weinig in te brengen.
Een van de praktijkbegeleiders deed dat toch. Het bleek dat de stagiaire de geniale opening op een briefje had geschreven dat zij hardop voorlas wanneer zij de telefoon opnam. Zij had tevens een briefje opgesteld dat begon met ‘Goedemiddag’. De praktijkbegeleider merkte op dat de stagiaire meer dan eens vergat om de briefjes rond het middaguur te verwisselen en tot laat in de middag haar gesprekspartners begroette met ‘Goedemorgen’.
De stagiaire vond dit muggenzifterij. Zij was er zelf stellig van overtuigd dat ze een enorme ontwikkeling had doorgemaakt in de afgelopen twintig weken. En ja, ze dacht dat ze nu ook wel klaar was voor het archiveren van dossiers.

Mijn stagiaire was oprecht overtuigd van het succes van haar proces. Ik niet, helaas. En zo werd ik geen reddende superheld maar een ergerlijke ellendeling.
Dat kan dus ook.