donderdag 31 januari 2019

Lijntje

Geduld behoort niet tot mijn kerncompetenties. Graag houd ik de vaart erin – en doorgaans ook de moed. Maar wanneer anderen mijn tempo niet kunnen bijbenen en te ver achterop raken dan verlies ik doorgaans mijn geduld. En mijn humeur.

Voor bureaucratie heb ik een stevige allergie ontwikkeld. Ik kan me ook niet voorstellen waarom het nodig is dat ambtelijke molens in deze tijd van gedeelde en snel beschikbare informatie nog langzaam draaien. Het CAK (oorspronkelijk een afkorting van Centraal Administratie Kantoor) is een Nederlands publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan belast met wettelijke, administratieve taken op het gebied van zorg en welzijn in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het CAK incasseerde bijvoorbeeld maandelijks de eigen bijdrage die mijn vader betaalde voor de structurele zorg die hij in de laatste jaren van zijn leven nodig had. Toen mijn vader afgelopen zomer overleed bleef het CAK deze bijdrage incasseren.

Na drie maanden ging ik maar eens bellen met het CAK. ‘Ach nee toch’, verzuchtte een medewerkster. ‘De gemeente moet ons over het overlijden informeren, maar dat is niet gebeurd. Het staat in elk geval niet in ons systeem.’ De medewerkster beloofde het snel in orde te maken. Alles kwam goed. Daarna ontving ik brieven van het CAK waarin steeds zakelijk werd aangekondigd dat opnieuw de maandelijkse eigen bijdrage zou worden geïncasseerd. Opnieuw belde ik het CAK en refereerde aan het eerdere gesprek. Daarvan bleek bij de organisatie niets bekend. Ik zou worden teruggebeld door een medewerker met kennis van zaken in zulke kwesties. Ik hing op, maar voelde me toch aan het lijntje.

Tien dagen later belde de ter zake kundige medewerkster. In een tergend langzaam tempo vertelde ze mij dat ze bezig was met het oplossen van mijn probleem. (Uh? Mijn probleem?) Maar het ging wel wat tijd kosten. De afschrijvingen zouden op korte termijn worden gestopt. Terugboeken zou iets langer duren.
De dag na dit telefoontje ontving ik een brief met aankondiging van de volgende afschrijving. Twee weken later belde er weer een andere CAK-mevrouw met de mededeling dat terugstorten niet mogelijk was. Ik moest daar zelf met de bank maar een oplossing voor vinden. Ze gebruikte viermaal de term procedure. Toen ik hierop licht geïrriteerd reageerde, begon de mevrouw met verheven stemgeluid tegen mij uit te varen dat ik ook maar begrip moest hebben voor de procedure. Ik hing op.

De CAK-brieven waren ondertekend door een manager Klantenadvies. Nee, het was niet mogelijk om met die meneer te worden doorverbonden. Verbinden was de telefonistes onmogelijk gemaakt.  Al googelend ontdekte ik het privé-mailadres van deze manager. Ik stuurde hem een bericht met mijn ervaringen en een verzoek om klantenadvies.  Ik liet niet na om te benadrukken hoe gênant, beschamend en vooral pijnlijk de hele gang van zaken was. Hij op zijn beurt verzocht mij om geen gebruik te maken van zijn privé-mail maar had mijn verhaal wel doorgestuurd naar een adviseur, die mij zou benaderen. Deze adviseur, Tim Starre, belde mij de volgende middag. Tim beloofde dat hij in de zaak zou duiken, maar hij had wel even de gegevens van mijn vader nodig (‘O, ja, u hebt gelijk, ze staan inderdaad in de e-mail’) en ook wel wat tijd om met een antwoord te kunnen komen. Hoevéél tijd dan, wilde ik weten. Binnen twee weken moest het lukken, riep Tim opgewekt. Daar mocht ik hem aan houden. Ik noteerde hardop de datum die precies twee weken na ons gesprek lag.

Het is nu vijf uur ’s middags. Voor mij ligt het briefje waarop ik de datum noteerde. Het is de datum van vandaag.
Ik heb uitzonderlijk veel geduld gehad.
Maar nu is het op.


vrijdag 18 januari 2019

Winnaar

Everyone’s a winner. Dat is het motto dat ik het komende jaar zou willen huldigen. Iedereen verdient waardering en complimenten en die mogen ook worden uitgesproken. Everyone’s a winner is trouwens ook een hit van de groep Hot Chocolate uit 1978. Maar dat terzijde.

De trouwe bezoeker alhier weet intussen van mij dat ik - in tegenstelling tot het grootste deel der mensheid -  eerder auditief dan visueel georiënteerd ben. Ik onthoud namen beter dan gezichten. Ook herken ik goed stemmen en accenten. En ik heb een heel sterk geheugen voor liedjes. Maar wanneer wij gisteren een goed gesprek met elkaar hebben gehad, dan fiets ik je vandaag straal voorbij: een dergelijk voorval leidt meer dan eens tot frictie of conflict. Heel veel nut heb ik niet van mijn auditieve instelling. Behalve bij een fenomeen als de popquiz. Dat is zo ongeveer de enige gelegenheid waarbij mijn kleine handicap dan toch tot voordeel strekt.

Eerlijk is eerlijk: wanneer er muzikanten herkend moeten worden aan de hand van portretfoto’s of platenhoezen dan blijf ik ernstig in gebreke. Iets dergelijks laat ik graag over aan de teamgenoten. Maar wanneer een titel bij een artiest wordt gezocht of omgekeerd, of wanneer een geluidsfragment vraagt om herkenning, dan weet ik mijn talent in te zetten. Veel onnutte kennis treft dan toch doel.
Onlangs nam ons team (de Martin Brozius Denktank) deel aan een popquiz waaraan maar liefst dertig team meededen. Ik herkende lang verdrongen nummers van vage types als Pixie Lott. We verloren maar nipt van een viertal nerdy types die zichtbaar zowel daglicht als modezaak maar moeilijk konden verdragen en die wij derhalve de overwinning van harte gunden. De mooiste en meest ontroerende beloning was voor mij het compliment van de rest van de Denktank dat deze podiumplaats zonder mijn inbreng niet behaald zijn.

En afgelopen week hoorde ik tijdens een lange autorit opeens een lied van lang geleden op de radio. Ik wist direct dat het een hit was uit 1989 (hetgeen werd bevestigd door de dj van dienst) en dat ik die sedertdien ook eigenlijk nooit meer had gehoord. Desondanks kon ik het nog woordelijk meezingen. Het ging hier om het nummer Angel Eyes van de Jeff Healey Band, een gezelschap waarvan daarna op het Europese vasteland nimmer meer werd vernomen. Jeff Healey was de blinde voorman van de gelijknamige band en indertijd vond ik het juist daarom bijzonder dat uitgerekend zijn enige hit de titel Angel Eyes droeg. Dat is misschien wel de reden dat dit lied zich al dertig jaar stevig in mijn geheugen heeft genesteld. Of wellicht houdt dat verband met het feit dat zanger Jeff zélf natuurlijk ook niet heel erg visueel was ingesteld. Dat schept dan toch weer een band. Een Jeff Healey band, zeg maar.

Helaas was er niemand in de buurt was op wie ik fijn indruk kon maken met mijn zo lang opgeslagen kennis. Niemand die hierover complimenten of waardering kon uitspreken. Dus dat was jammer. En ik kreeg er ook geen punten voor.
Desondanks voelde ik me toch even een winnaar.