zondag 22 februari 2015

Buurvrouw

Ik ben een behoorlijk communicatief persoon, dat durf ik best van mezelf te beweren. Vandaag de dag app en mail en sms ik me een kwartslag in de rondte en beweeg ik me uiterst soepel op die almaar nieuwe sociale media. Nog niet zolang geleden bezat ik een faxapparaat en héél vroeger onderhield ik een vruchtbare correspondentie met wel een dozijn penvrienden en –vriendinnen in binnen- en buitenland. Een aan mij geadresseerde, handgeschreven en –gefrankeerde envelop op de mat vind ik ook nu nog altijd erg spannend.

Tegen het einde van vorig kalenderjaar ontving ik zo’n envelop – een unicum in deze dagen. In een keurig handschrift stond er ook een mij onbekend adres op de achterzijde, in een naburig dorp. Geen naam. Ongeduldig scheurde ik de envelop open. Het was een boodschap van onze voormalige buurvrouw, die – inmiddels 97 jaar oud – aan het begin van het jaar was vertrokken naar een bejaardenhuis.

Toen wij dertien jaar eerder in onze woning trokken woonde buurvrouw daar nog met bijbehorende buurman, maar laatstgenoemde overleed al snel. Buurvrouw bleef alleen en angstig achter in een te groot huis. Zij was bang voor elk geluid en niet bij machte haar huis te onderhouden. Na enkele jaren trok haar jongste dochter bij in en maakte zich langzaam het huis eigen. Het contact tussen ons en die nieuwe buurvrouw was uiterst spaarzaam. Moeder-buurvrouw werd verbannen naar de bovenverdieping waar zij, ondanks de installatie van een traplift, haast niet meer vandaan kwam. Toen haar dochter kennis kreeg aan een kloeke zestiger was de maat voor moeder-buurvrouw vol en zij vertrok naar een bejaardenhuis.

Uit haar brief bleek dat zij inmiddels opnieuw was verhuisd. Ze informeerde naar ons welzijn (maar speciaal dat van mij) en wenste ons fijne feestdagen. De Ware en ik besloten haar op te zoeken in haar nieuwe omgeving: een verzorgingshuis. Zij was zichtbaar blij ons te zien, informeerde bezorgd en heel alert naar de gezondheid van mijn vader om ons vervolgens langdurig te onderhouden met verhalen van vroeger. Héél vroeger. Een tikje verward, dat wel. Maar ach: 97 jaar!
Daarna ontving ik geregeld handgeschreven post (gericht aan mij persoonlijk, De Ware werd nooit genoemd). Er lang voor mij een poesiealbum klaar van wel een eeuw geleden, als dat mij boeide. Ik mocht het komen ophalen. En had ze eigenlijk al gevraagd hoe het nu toch met mijn vader ging? Daarna een lange brief, waarin zij het verlies – of de diefstal – van honderden foto’s meldde. Er was niemand meer, die zij nog vertrouwen kon. De hulp in het tehuis nog wel het allerminst.

Vorige week zag ik op een avond dat mijn mobiele telefoon in enkele uren wel zeven gemiste oproepen had genoteerd. Evenzoveel maal was de voicemail ingesproken. Buurvrouw maakte melding van een grote roof, waarbij alles wat jaren geheim was gebleven op straat was komen te liggen. Hierin speelde dochter-buurvrouw mogelijk ook een rol. Ze wilde me waarschuwen en ze had ook een advocaat nodig. Dat had de politie haar verteld. Maar bovenal wilde ze mij spoedig spreken. Samen met haar pedicure. Dit verhaal, deze melding, deze noodkreet herhaalde zich nog zesmaal, met wisselende details.

Ja, er was iets mis, zoveel was duidelijk. Maar eerst en vooral met buurvrouw zelf. Hoe communicatief ik ook mag zijn: ik wist niet hoe hierop te reageren. De telefoon bleef gaan en ik nam niet op. Uiteindelijk lichtte ik dochter-buurvrouw in, als een laffe hond…

(Dochter-buurvrouw was erg blij met deze informatie, vreesde al enige tijd voor een ouderdomspsychose, was al in gesprek met een geriatrisch psychiater en hoopte dat mijn verhaal de behandeling zou versnellen…. Maar dit alles verminderde geenszins mijn schuldgevoel.)


dinsdag 10 februari 2015

Feest

De kogel door de kerk. De knoop doorgehakt. Het begin gemaakt. Een week of wat geleden ben ik gestart met de masterstudie Toegepaste Psychologie.  Een avontuurlijke stap. Een beetje spannend ook. Want leren is leuk, maar het vraagt ook om een andere structuur, een gewijzigd ritme van mijn bestaan. Leren is leuk, maar is het ook alle dagen feest?

Jawel, ik heb er zin in! De Ware stelt zich wat terughoudender op en maakt zich zorgen over de gevolgen van deze nieuwe tijdsinvestering. Niet onterecht: de komst van een kleinkind en de toenemende zorg voor een ouder luiden onzekere tijden in. Aandacht voor dierbare liefhebberijen als tuinieren, organisatie- en coördinatiedrang, fanclubbestuur, lessen Zweed, wild uitgaan en dito shoppen - en geheel ondenkbaar weliswaar - voor De Ware zelf moet wellicht op een lager pitje. En ach, lieve lezer, misschien ook wel de frequentie van de regelmaat van de overpeinzingen op deze plek…  Deze bedenkingen speelden zeker een rol bij mijn eigen overwegingen, maar mijn optimisme had toch steeds de overhand.

Want ja, ik heb er zin in! Ook al is de eerste module waarmee ik start (hopelijk) niet de meest opwindende van de hele studie. De opdracht is om binnen een week of zes een kleinschalig psychologisch onderzoek in mijn werkomgeving uit te voeren dat aan een aantal onderzoekstechnische voorwaarden dient te voldoen. Als vingeroefening mag ik beginnen met een nóg kleinschaliger onderzoek over een actueel onderwerp dat mij fascineert.
Ik zou natuurlijk kunnen onderzoeken welke aanslag een dergelijke studie nu precies heeft betekend voor bijvoorbeeld het sociaal en liefdesleven van (oud-)studenten in een vergelijkbare positie. Maar waar vind ik die zo snel? Bovendien weet ik niet zeker of ik het concrete antwoord op een dergelijke centrale vraag in deze fase van mijn studie ook werkelijk wil weten.  In dit geval ga ik liever voor de proefondervindelijke route.

Want ik heb er zin in en wil dat graag zo houden. Derhalve probeer ik het nuttige liever met het aangename te combineren. Carnaval staat voor de deur: een jaarlijks terugkerende dierbare liefhebberij. In de aanloop naar dit volksfeest bericht de provinciale pers over de tanende belangstelling van jongeren voor de traditionele viering ervan. Voor De Jeugd Van Tegenwoordig is het gedurende het hele jaar carnaval, met elke week wel een dance-event of pleinfeest binnen handbereik. De Raad van Elf, de Prins, de pauwenveren: het kan ze gestolen worden.  Historici voorspellen daarom het einde van de huidige feestelijke traditie. Hebben ze gelijk? Is het tijd nog te keren? En hoe dan?
Ik wil het graag weten van de jonge feestvierders zelf. De komende carnavalsdagen zal ik me daarom intensief bezighouden met wetenschappelijk veldonderzoek om te komen tot een overwogen antwoord op deze onderzoeksvragen.
Kortom: alle dagen feest!