vrijdag 30 december 2011

Eindejaar

Zo aan het eind van het jaar denk ik dikwijls aan doodgaan. Misschien komt het vanwege het seizoen vol levenloze en winterslapende natuur. Misschien komt het doordat er in deze tijd meer mensen sterven. Maar wellicht lijkt dat zo omdat in deze dagen alle prominente lijken van het afgelopen jaar nadrukkelijk nog eens langskomen.

Ik hoorde eens het verhaal van iemand die iemand kende van wie de zus in een hete zomer een tekenbeet opliep. Dat bleek pas later, toen zij al helemaal beroerd en uitgeput was doordat ze de Ziekte van Lyme had opgelopen. Toen het te laat was. Voor het einde van het jaar was ze gestorven. Ook las ik over een man die met een paperclip probeerde het vuil achter zijn nagels vandaan te halen. Hij prikte daarmee in zijn vinger, er ontstond een bloeding en de paperclip brak ook nog eens af. Na enige tijd kreeg hij vage en steeds heviger klachten en uiteindelijk een fatale inwendige bloeding. Bleek dat stukje paperclip in een zwerftocht door zijn lichaam een enorme ravage te hebben aangericht.

Aan dit soort verhalen moest ik denken toen ik op de vrijdagavond voor het kerstweekend een stuk van een voortand afbeet op een hardgebakken frietje. Het ontbrekende stukje kon ik niet meer traceren en in mijn mond zat van alles los. Ik stelde mij al helemaal voor hoe het ontsnapte en (natuurlijk) vlijmscherpe stukje tand zich een weg boorde door aderen en bloedvaten of, waarschijnlijker nog, door mijn centrale zenuwstelsel. Voor mij stond vast dat ik de jaarwisseling niet zou halen. Maar zolang ik nog helder kon denken, besloot ik ook maar logisch te handelen: ik ging naar de dienstdoende feestdagentandarts.

Nu waren mijn hypochondrie en ik al tweemaal eerder op een kerstdag en eenmaal op een nieuwjaarsdag in een tandartsstoel terechtgekomen. Men kan mij dus een alle statistieken tartende veteraan noemen, hoewel bij een gelegenheid de kersttandarts de verkeerde kies trok. Mijn bovengemiddelde ervaring leidde vooralsnog niet tot grote moed. Wel tot vindingrijkheid. Ik zorgde ervoor dat ik ruim voor aanvang van het spreekuur aanwezig was. En inderdaad: maar zes wachtenden voor mij. Ook nam ik voldoende cash geld mee. En inderdaad: sommige patiënten werden na hun verdoving naar de pinautomaat gestuurd, waarna de behandeling zou worden voltooid. Ik voelde mij een goed geoefend weekenddienstenbezoeker.

De tandarts, die heel misleidend onder de naam Redelijk opereerde, riep in mijn opengesperde mond ‘Wooh shit!’ – een vrij misselijke streek tegen een nerveus en weerloos hoopje mens. De schade was erger dan ik vermoedde, maar mijn angst om een zwervend en om zich heen slaand stuk tand lachtte hij honend weg. Dokter Redelijk verwijderde nog een loszittend stuk tand zonder vorm van verdoving en concludeerde dat op de restanten een mooie kroon kon worden gezet. Na contante betaling en pijnloze kerstdagen maakte ik daartoe een afspraak met mijn eigen tandarts (nou ja: die had weer een hernia, dus dat werd een vervanger). Op 10 januari.
Gezien de inleiding van mijn verhaal lijkt dit nu een anticlimax. Dat is toch niet zo. Ik heb weer iets om naar toe te leven.