De jeugd van tegenwoordig verschilt in wezen weinig van
de jeugd van ooit en voorbij. Toch mag niet worden onderschat in welke
omstandigheden de jongere van nu zich staande moet houden. Alleen al het materiaal waarmee vandaag den dag gewerkt
wordt is van een heel andere orde.

Soms verloopt een en ander minder voorspoedig. Dan klikt
het niet tussen student en praktijkbegeleider. Of tussen student en taken. Of
tussen student en sfeer. Dat ligt zeker niet noodzakelijk aan de student. Het
komt heus voor dat die uitsluitend wordt ingezet voor de bediening van het koffiezetapparaat
en het archiveren van dossiers (en zulks dan ook nog zonder enige vergoeding). In
dat geval spring ik als een razende en reddende superheld tussenbeide om mijn
pupil in bescherming te nemen tegen een dergelijk misbruik. Maar: een enkele
keer blijft die pupil in gebreke.
Afgelopen week voerde ik een vervelend eindgesprek met
stagiaire en begeleiders. De stage werd beoordeeld met een onvoldoende, wegens
gebrek aan initiatief en niveau bij de student. De laatste was het daarmee
oneens. Immers: zij had toch haar vooraf gestelde persoonlijke leerdoelen
behaald. Een van deze leerdoelen betrof het aannemen van de telefoon. Want de
jeugd van tegenwoordig heeft dan wel te allen tijde een telefoon in de hand,
maar durft doorgaans niet te bellen. Deze student beargumenteerde het behalen
van haar leerdoel met de uitspraak dat ze een goede openingszin had ontwikkeld.
Deze – behoorlijk briljante – opening luidde: ‘Goedemorgen. U spreekt met [haar eigen naam]. Waarmee kan ik u
helpen?’ Tegen zoveel vernuft leek weinig in te brengen.
Een van de praktijkbegeleiders deed dat toch. Het bleek
dat de stagiaire de geniale opening op een briefje had geschreven dat zij hardop
voorlas wanneer zij de telefoon opnam. Zij had tevens een briefje opgesteld dat
begon met ‘Goedemiddag’. De praktijkbegeleider merkte op dat de stagiaire meer
dan eens vergat om de briefjes rond het middaguur te verwisselen en tot laat in
de middag haar gesprekspartners begroette met ‘Goedemorgen’.
De stagiaire vond dit muggenzifterij. Zij was er zelf stellig
van overtuigd dat ze een enorme ontwikkeling had doorgemaakt in de afgelopen
twintig weken. En ja, ze dacht dat ze nu ook wel klaar was voor het archiveren
van dossiers.
Mijn stagiaire was oprecht overtuigd van het succes van
haar proces. Ik niet, helaas. En zo werd ik geen reddende superheld maar een ergerlijke
ellendeling.
Dat kan dus ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten