In mijn omgeving gaat het tegenwoordig wonderlijk vaak over
zwangerschappen en bevallingen. Hoewel ik zelf nooit een kind heb gebaard, ben
ik driemaal intensief betrokken geweest bij een geboorte. Ik vertel dan ook
graag over mijn belevenissen als ervaringsdeskundige. Ook voor mijzelf heeft
dat een therapeutisch effect. Vergeten herinneringen dringen zich kraakhelder
op.
De geboorte van de oudste erfgenaam, Kroonprinses,
besloeg twee volle dagen, begon thuis en eindige in het ziekenhuis. Kindje
wilde niet komen, de inzet van veel specifiek gereedschap ten spijt. Fijn was
dat allemaal bepaald niet, maar die ervaring vormt vervolgens wel het
referentiekader. Kind nummer 2 bleef ook tot ruim na de uitgerekende datum op
haar plek. Tot haar Mama mij op een nacht wekte: of ik de verloskundige maar
wilde bellen: kindje kwam. Anderhalf uur eerder waren we naar bed gegaan. De
eerste bevalling indachtig was ik ervan overtuigd dat Mama levendig had
gedroomd of dat wellicht de hormonen haar parten speelden. We moesten ons
voorbereiden op een avontuur van vele uren. Maar Mama was vasthoudend en
reageerde erg realistisch op de weeën. Dus belde ik de verloskundige, die al
ter plekke was toen ik de slaap nog uit mijn ogen stond te wrijven.

De kraamhulp woonde in een dorp op 20 kilometer en kwam
per taxi. Nog voordat zij was gearriveerd was Hommeltje geboren, na twee
persweeën. Ik knipte de navelstreng door en daarmee kwam een einde aan de
hectiek.
De verloskundige vertrok, de kraamhulp wervelde als een
witte tornado het huis binnen, wassend, poetsend en uiterst opgewekt. In de
vroege ochtend bracht ik haar naar huis, zodat zij niet opnieuw een taxi hoefde
te bellen. Ik liet Hommeltje en haar Mama lekker samen in het warme kraambed liggen.
Nadat ik de hulp had afgezet in haar dorpje, spoedde ik me huiswaarts, nog
altijd niet goed beseffend dat de hele bevalling zo snel was verlopen. Thuisgekomen
ontdekte ik dat ik mezelf had buitengesloten. Ik kon het huis niet in. Ik belde
aan, maar de versbevallen Mama bleek niet in staat de trap af te komen. De
mobiele telefoon was nog geen gemeengoed, dus wij converseerden hardop door de
brievenbus. Natuurlijk kon zij niet naar beneden komen. Of ik misschien volslagen
gek geworden was?
Ik was in deze op mijzelf aangewezen. Via de schutting
van de achtertuin en de dakgoot klom ik uiteindelijk het openstaande raam van
de slaapkamer binnen. Daar lag Hommeltje tevreden smakkend aan de borst.
Dit laatste gedeelte van deze heugelijke (en hete)
zomernacht had ik jarenlang verdrongen. Ik was er natuurlijk ook niet heel
trots op. De schaamtetermijn lijkt nu, ruim een kwart eeuw later, verstreken. De
tijd van ‘later lach je erom’ is eindelijk aangevangen.