zaterdag 3 mei 2025

2025 deel 4 - april: Pretpark

Het klimaat breekt voortdurend records. De afgelopen aprilmaand was een van de warmste en droogste ooit gemeten. Of in de woorden van een wijs man en profetisch orakel:  Yes, it’s true. The hottest April ever, maybe ever recorded, maybe ever imagined.  Many people are calling it that, very smart people. Tremendous heat, folks. You wouldn’t believe it. Historic, record-breaking warmth. The likes of which nobody’s ever seen. People were melting. I stayed cool — because I’m always cool. Very cool.  Net alsof hetzelfde liedje steeds op repeat staat. In alle opzichten.

De vorige keer maakte ik hier nog melding van een hoog oplopend conflict dat ik had ChatGTP, als gevolg van mijn (te) sterk ontwikkelde rechtvaardigheidsgevoel. Dat moet – nee, dat kán – niet gekker worden. Zou je denken.

Hieronder een schaamtevol relaas van hetgeen zich afspeelde op Koningsdag 2025. Een uitgelezen dag voor harmonie en verbinding. Zou je denken.

Ik houd heus van een feestje, maar van Koningsdag (of eerder Koninginnedag) ben ik geen groot liefhebber. Te massaal, te commercieel en oranje is niet mijn kleur. Dit jaar had ik op deze dag de grootvaderlijke zorg over twee schatjes: meisjes van 4 en 10 jaar. Daarvoor stapte ik zonder enige terughoudendheid over mijn bedenkingen die ik koesterde voor het volksfeest. Na een check van de lokale media viel de keuze op een bezoek aan een nabijgelegen park, dat van oudsher volstond met rommelmarktkramen, foodtrucks, podia met dubieuze acts én met gevarieerd kindervermaak. De laatste categorie bestond uit poppentheater, suikerspinnenkramen, all you can schmink situaties en een schier oneindige reeks springkussens in de vorm van een militaire stormbaan waar zowel peuters als pubers zich doorheen worstelden om er na vijf moeizame meters via een glijbaan weer uit te komen.

De keus viel op zo’n springpaleis. Er stond een lange rij. De kleinste en ik sloten keurig aan en al wachtend wierp ik haar een paar keer over mijn schouder of in de lucht. Dat vond zij ook leuk. Vlak voor de ingang stond er opeens een groepje van zo’n acht jongens van een jaar of 11 recht voor ons. Die waren zomaar vlak voor ons de rij ingeslopen. Ik wees het clubje vriendelijk (lacherig zelfs) maar ook beslist terecht. Dat leidde tot grimmig verzet. Elk van hen volhardde in de bewering dat ze er al stonden en ze liepen dan ook vlak voor mijn kleintje de springbaan op. Hier werd het zaadje van de onrechtmatige daad al gepland.

Kleintje wilde na afloop nog een keer en dus liepen we opnieuw braaf naar het einde van de rij. We passeerden de jochies die zich  alweer vooraan in de rij weten te wringen. Toen ontkiemde het zaadje. Ik keek goed of ik ze een derde keer zag verschijnen en jawel, hoor! Ik verliet de rij en schermde die dusdanig af dat ze geen andere mogelijkheid hadden dan achteraan te sluiten. Terwijl ik de mannetjes met grote gebaren naar hun rechtmatige positie begeleidde, wierp ik ze op luide toon allerlei zaken voor de voeten als ‘Zie je nou wel’, ‘Stoer hoor!’, ‘Ga nou maar eens achteraan staan en gauw een beetje!’

Nee, achteraf ben ik er niet trots op. Ik zag dat zelfs mijn eigen kleinkind van mij schrok, met in haar blik een combinatie van opperste verbazing en plaatsvervangende schaamte.

Maar ik kan er niets aan doen, het is sterker dan mijzelf. Ik vrees dat het een volgende keer in een vergelijkbare situatie weer hetzelfde liedje is.