vrijdag 5 september 2025

2025 Deel 8 - Augustus: Oogcontact

Deze zomer waren we klimaatvluchtelingen, De Ware en ik. We wilden de Zuid-Europese hitte vermijden en daarom kozen we voor de tegengestelde richting.

Dat was niet echt een spannende keuze: we zijn grote liefhebbers van Scandinavië en komen ongeveer jaarlijks in Zweden, by far ons favoriete land. Ook van Noorwegen en Finland hebben we al wat gezien. Van Denemarken kenden we alleen de weg naar Zweden. En oké, we waren een paar keer in Kopenhagen. Ons reisdoel deze vakantie werd dan ook: Denemarken.

Natuurlijk waren we geneigd om Denemarken te vergelijken met Zweden. Maar als het een wedstrijd was, hadden de Denen bij voorbaat al verloren. We probeerden daarom met een onbevangen, positief-kritische blik naar het land te kijken. Daar zijn wij allebei gelukkig erg goed in. Zo zagen we dat de hoeveelheid wegwerkzaamheden niet onderdeed voor die in Duitsland, maar dat die wel veel beter waren georganiseerd. Waar je in Duitsland tientallen kilometers op een extreem smalle rijstrook krampachtig probeert te manoeuvreren tussen een geïmproviseerde vangrail en een reusachtige vrachtwagen weten de Denen je alle ruimte te geven om diezelfde afstand relaxt en zonder veel inspanning af te leggen. En, niet onbelangrijk voor de beleving: er wordt in Denemarken ook daadwerkelijk en zichtbaar gewerkt aan de weg!

Het Deense land is vlak met hier en daar een heuvel, vergelijkbaar met ons eigen land. Behoorlijk saai, zou je kunnen redeneren. Maar er is ook veel water, want het hele koninkrijk bestaat uit eilanden en (lange) bruggen. Dat biedt dan toch weer variatie.

Er was een aspect waar we wat minder positief naar konden kijken. De taal. Waar we het Zweeds zien als een grappig dialect van onze eigen taal, lukte het maar niet om van de Deense taal zelfs maar chocolademelk te maken. Het klinkt snauwerig en knauwerig, heel veel letters worden weggeslikt, klinkerklanken worden verwisseld en er blijken meerdere varianten te zijn van de letter r. We konden er niet aan wennen. Lezen lukte na twee weken nog wel, maar verstaan was ondoenlijk. Nu hoefden we ook niet met veel Denen het gesprek aan te gaan. Het volk is namelijk heel erg op zichzelf.

We kenden dat gereserveerde gedrag al wel van de Zweden, maar die laten zich ook in het wild toch vrij goed benaderen. Ze reageren ook op die benadering, ook al is dat aanvankelijk oppervlakkig. Die ervaring hadden we niet met de Denen. Als we aan de wandel waren en we passeerden een of meer tegemoetkomende autochtonen dan was hun blik zeer nadrukkelijk en zonder uitzondering een andere kant op gericht. Meestal naar beneden. Of het nu in de stad of in een bos was. Ik maakte er een halszaak van om oogcontact te maken. Ik benaderde zo’n tegenspeler met een open blik en brede glimlach, knikte hartelijk bij wijze van groet. Na enkele dagen werd dat een deprimerend spelletje, want er kwam geen enkele respons. Voor ons werd duidelijk hoe groot het belang is van intermenselijk contact. En hoe enorm onze behoefte daaraan.

Toen we na een dag of vier de moed hadden opgegeven en ons hadden gevoegd naar de Deense gewoonten, schrokken we ons dan ook een hoedje toen we door een voorbijganger vrolijk werden aangesproken met Goe eftejmiddij. We gingen meteen opzoeken wat dat betekende. Het bleek Deens.

Onze dag (én vakantie) kon niet meer stuk.