
Echte hemel
Toen de mist wat was opgetrokken
Bleek ik opeens in een onafzienbaar land
Van louter witbier en prosseco te zijn aanbeland
En met volop hagelslag en chocoladebrokken
Lekkers waarvan ik onbeperkt drinken kon en eten
Zonder kater en zonder gewichtstoename
Er was niets meer wat nog moest vergeten
En niets om mij voor te schamen
Overal klonk
muziek in mijn schijnbare droomtoestand
Afwisselend van Abba, van Rufus en van Bruce Springsteen
En aan de branding van het goudgele palmenstrand
Waren uitsluitend fraaie, bruine, blote lichamen te zien
Had ik een delirium?
Was ik aan het dromen?
Was dit nu een eindstadium
En was ik in het paradijs terechtgekomen?
Daar zaten, springlevend,
in een gezellig soort stamcafé
Wijlen mijn grootouders een potje te rikken
En mij vriendelijk en blijmoedig toe te knikken
Een lang verloren jeugdvriend speelde even vrolijk met
hen mee
Vanachter een glas bier zwaaide mijn broer
Die zich nog niet zo lang geleden
Veel te snel en veel te stoer
En veel te jong had doodgereden
Naast hem lachte mijn moeder, warm en lief
Die, korter geleden nog, aan kanker overleed
Zij droeg nog steeds haar jurk met bloemetjesmotief
Waarin we haar ten afscheid hadden aangekleed
Was dit het hiernamaals , het paradijs?
Was ik dan nu ook toegekomen
Aan einde van mijn aardse reis
En het einde van mijn aardse dromen?
Maar toen
Maar toen
Ik
bij het krieken van een nieuwe dag
In mijn eigen brede bed, op het kussen aan de andere kant
Na een eerste, aarzelende oogopslag
Jouw mooie, lieve hoofd zo vertrouwd weer liggen zag
Wist ik echt zeker dat ik in de hemel was beland