Alweer enige tijd ben ik grootouder van een parmantig
voortstappend wezentje, van amper tachtig centimeter. We noemen het Bob, ook al
heet het zo niet echt. Soms geeft Bob opa een handje om na een val weer
overeind te worden geholpen, soms om hindernissen als drempel en trottoirband
te nemen. Meestal echter geeft Bob opa juist géén handje en kiest een geheel
eigen weg en een - vaak onnavolgbare - route. Alertheid is dan geboden, want zowel
de boze buiten- als binnenwereld blijken vol met gevaren. Die gevaren variëren
van reusachtige obstakels als tuinhekjes en kiezelstenen tot (te) laag
aangebrachte stopcontacten zonder beveiliging en luid dichtklappende
kastdeurtjes. In aanwezigheid van de kleine Bob verschuift mijn uitgangspositie
zich van vogel- naar kikkerperspectief. En zo word ik mij veel bewuster van al
wat zich bevindt op ground level: het
niveau van de begane grond.
En van het feit dat er toch eigenlijk echt nodig
gestofzuigd moet worden.
Soms heeft de perspectiefwissel weinig te maken met
hoogte, maar eerder met diepte. Een dierbare vriendin ondergaat op dit moment
dapper een moeilijke levensfase, vol rouw en afscheid. Voor de afleiding haalde
ik haar op voor een ritje met die auto. Die moest nodig naar de wasstraat en wat bleek? Een wasstraatbezoek was een nog onvervulde wens van vriendin (die auto noch rijbewijs bezit).
Ik schoof de plafondbekleding weg voor het panoramadak en liet het voertuig
voorttrekken door de meterslange autowasserette, waarbij we zelf konden
blijven zitten. Ik had dit zelf al veel vaker gedaan: een noodzakelijk kwaad en een tijdverdrijf dat zich bij uitstek leent om sociale media en app’jes te
checken.

Toen ik vriendin daarna weer thuis afleverde, was ze er
behoorlijk van opgeknapt.
Ikzelf ook, trouwens.
En volgende keer? Dan neem ik Bob mee naar de wasstraat.