Een uitgebreid ontbijt is essentieel voor een goed begin
van de dag. En de krant is bij dat ontbijt dan weer een onmisbaar accessoire. Thuis
hebben we er zelfs twee. Niet dat ik de tijd heb om die in de ochtend helemaal
te lezen. Nee, terwijl ik ’s morgens zo ongeveer alles eet, ben ik erg selectief
in wat ik lees.
Ik vind het moeilijk om op een nog nagenoeg nuchtere maag
verhalen te lezen over terreuraanslagen waarbij veel slachtoffers zijn gevallen,
over een allesverwoestende bosbrand of aardbeving, een door vlammen verteerde
torenflat waarin tientallen bewoners het leven lieten. Die stukken sla ik over
in de ochtend. En later op de dag lees ik ze trouwens ook niet meer. Het is
niet dat ik me al die ellende niet aantrek. Het is heus geen onverschilligheid.
Denk ik. Wat ik bijvoorbeeld wel lees zijn de achtergrondverhalen over
individuele pubers die – al dan niet zelfgekozen – aan hun eind kwamen.
Vermoord gevonden in het water, niet meer opgewassen tegen pesterijen, een
onbedoelde fatale wending bij een choking
challenge. Of op de trein gestapt zonder taal of teken. Ik verplaats me in
het bodemloze verdriet van hun ouders, hun omgeving. Een weinig vrolijk begin
van mijn dag, maar het raakt me meer dan het lot van de tientallen gelijktijdige
slachtoffers van aanslag, ongeval of natuurramp. Dat maakt me wel onzeker. Want
wat zegt dat over mij?
Aan dit alles moest ik denken toen ik luisterde naar De Grote Harry Bannink
Podcast, een serie prachtige interviews van Gijs Groenteman over een van de
grootste Nederlandse componisten aller tijden. Natuurlijk ook met veel van die
onsterfelijke Bannink-liedjes. Heerlijk om naar te luisteren op de fiets, in de
tuin of de sportschool. Een echte aanrader voor de liefhebber van smakelijke
verhalen en ingenieuze melodieën. Maar dit terzijde.
Volgens de overlevering is het laatste liedje dat Bannink
componeerde - ergens in de laatste twee dagen voor zijn plotselinge dood in
1999, op een tekst van Rob Chrispijn - het nummer Stormvloedkering, bedoeld voor het
programma Klokhuis en gezongen door Remko Vrijdag. Het liedje gaat over de
stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg bij Rotterdam, die even lang is als de
Eiffeltoren en wel vier keer zo zwaar en bedoeld is om het achterland te
behoeden voor een overstromingsramp. Maar ergens neemt het nummer een terloopse
maar tragische wending – terwijl de licht melancholische melodie je kalm en rimpelloos
plots weet mee te sleuren. Dan blijkt dat het nummer gaat over het lot en diep
en persoonlijk menselijk leed, waartegen geen stormvloedkering gewassen is. Ik
moest erbij huilen. Maar ja, dat doe ik nogal gauw.
In dit liedje herkende ik het mechanisme van mijn
ochtendritueel. Heel globaal samengevat: hoe kleiner het leed, hoe groter de
impact op gevoel en medeleven. Een ramp van een enorme omvang gaat het
bevattingsvermogen eenvoudigweg te boven. Ik kan me niet verplaatsen in de
nabestaanden van honderden slachtoffers. Wel van eentje.
Deze zelf gevonden, maar zeker plausibele verklaring
geeft mij een groot gevoel van opluchting.
Maar intussen is het natuurlijk goed dat er bij Rotterdam
een stormvloedkering is.