De telefoon ging. Nog maar amper had ik opgenomen of
Collega schreeuwde in mijn oor: ‘Ik heb het gedaan!’ Ik had even tijd nodig om
deze informatie te verwerken, maar Collega sneltreinde alweer door. Hij had erg
veel pijn gehad, de laatste dagen. Hij vermoedde een hernia die hem al nachten uit
de slaap hield. Het Indiaanse kruidenmengel had nagenoeg geen effect. In
opperste wanhoop had hij zijn toevlucht genomen tot de wietolie, die nogal tijd
in de koelkast stond. Zeker, hij was erg voorzichtig met doseringen. En ja, hij
voelde zich direct al meer ontspannen en had veel minder pijn.
Omdat er die middag op het werk een feestelijk, maar
tikje plechtig evenement plaatsvond, reed ik op weg erheen langs Collega zodat
we er gezamenlijk heen konden fietsen.
‘Kom even binnen’, zei Collega. ‘Je moet ook eens zo’n
druppeltje proeven.’ Ik twijfelde wel even, maar een druppeltje leek me weinig
kwaad kunnen. Evengoed smaakte dat ene druppeltje alsof ik een hele joint had
opgerookt. Collega was toe aan de vierde dosis van die dag. Vijf minuten later
voelde ik me behoorlijk licht in het hoofd. Dat duurde gelukkig maar even en
toen we op de werkhappening aankwamen merkte ik er niets meer van. Tot Collega
en ik elkaar aankeken, terwijl een gepassioneerde spreker een emotioneel
afscheidsverhaal hield. Toen moesten we allebei opeens om onduidelijke motieven
onbedaarlijk lachen. We voelden dat het enorm gênant was, maar we konden niet
stoppen. Collega verliet schielijk de ruimte en bleef de rest van de middag
buiten mijn gezichtsveld. Wel hoorde ik hem soms nog vrij luidruchtig in
gesprek met andere aanwezigen.
De wietolie zorgde dan wel voor verlichting, maar de
hernia hield aan. Collega bezocht met zijn hernia daarom een osteopaat. Hij moest
zich volledig uitkleden en werd door de deskundige overal bevoeld, behalve op
zijn rug, zich intussen afvragend of deze routine wel normaal was. Het was geen
hernia, aldus de osteopaat. Het was vooral een kwestie van balans. Collega
moest thuis oefeningen doen. In de besloten van ons kantoor deed hij ze even
voor. Hij zakte door de knieën, trok de schouders naar achter en duwde zijn kin
naar voren – de armen gestrekt. Als een struisvogel maakte hij zo een aantal
flinke passen. Het deed me sterk denken aan Monty Python’s Ministry of Silly
Walks en ik moest er smakelijk om lachen.
Collega werd daar onzeker van.
Hij ging toch maar eens googelen wat een osteopaat
nou
eigenlijk precies deed.
eigenlijk precies deed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten