Afgelopen week kwam ik, met de komst van het eerste
kleinkind, weer een stapje nader tot de totale en ultieme levensvervulling. Maar
het grootouderschap moet nog wel indalen, dus daarover een andere keer een
diepgaand verslag. De langverwachte baby Bob blijkt in alle opzichten een erg
goed gelukt exemplaar, dus dat stemt hoopvol en positief. En in een periode van
ergernis en frustratie waren dat welkome emoties.

Frustratie? Zeker! Niets zo ergerlijk als werken met
ondeugdelijk gereedschap. De afgelopen weken verspilde ik onnodig veel tijd aan
het ontelbare keren opstarten van mijn computer. Steeds opnieuw verschenen er
cryptische storingsmeldingen, vertraagde mijn pc tot het tempo van een
schildpad achter een rollator of bleef domweg helemaal hangen. Er kwam weinig
tot geen werk meer uit mijn vingers, ik was louter doende met crisismanagement.
Ja, mijn computer is afgeschreven, dus er moet echt wel een nieuwe komen, maar tegen
een dergelijke aanschaf zie ik enorm op. Want het etiket ‘plug and play’ op een
nieuwe pc is een aperte leugen. De inrichting van zo’n apparaat vraagt een
grotere tijdsinvestering dan de inrichting van een vrijstaand landhuis met acht
slaapkamers. Dus ik stel mijn aankoop nog maar even uit.

De pc-perikelen waren niet mijn grootste zorgen. Vanwege
een lek in het charmante, maar verder hopeloos verouderde cv-systeem van onze
fijne jarenvijftigwoning zaten De Ware en ik ruim twee weken in de kou van de
januarimaand. We stookten de houtkachel elke avond op en zochten warmte bij
elkaar, maar omdat het huis zich niet meer afdoende liet opwarmen, raakten ook wij
verkleumd tot op het bot. Inmiddels ben ik ervan overtuigd dat een dergelijke
ervaring onherroepelijk moet leiden tot een hartgrondige doodswens. Bij ons was
de depressie in elk geval al behoorlijk toegeslagen, ondanks de inspanningen
van de meneer van het lekdetectiebedrijf en van onze eigen Jan-Pieter de
Loodgieter. En
dankzij de onverzettelijke
houding van de verzekeraar die de schade van reparatie en opengebroken vloer
aanvankelijk niet wilde dekken vanwege een volstrekt paradoxale clausule in de
polisvoorwaarden. Toen eergisteren de kachel weer aankon, brak al snel ook de
zon weer door in ons hart.
Maar in het kachelloze en kille klimaat ging ik mij als vanzelf
ook meer ergeren aan de personen om mij heen. Het ging mij op een irritante
wijze opvallen dat een toenemend aantal mensen een verhaal vertelt en dat
vervolgens afsluit met de mededeling ‘Dus dat.’ Wat is de betekenis van deze
woorden? Zijn ze bedoeld als een vorm van – inhoudsloze - samenvatting? Moet ik
zelf nog invullen wat erna volgt? En wat is dat dan?
In de lessen Argumenteren die ik geef vertel ik mijn
studenten dat het woord ‘dus’ de inleiding vormt voor een mening, conclusie of
standpunt. Maar wat voor conclusie of standpunt is ‘dat’? Is de spreker te
beroerd om dat te formuleren, omdat ik dat zelf had kunnen raden uit het
voorafgaande? Of gaat het hier juist om hedendaags efficiënt taalgebruik, om
eventuele herhaling te vermijden? Horen we straks Willem-Alexander de
kersttoespraak ook afsluiten met ‘Dus dat’? Of Obama, na zijn State of the
Union. ‘So that’?
Hoe koud het ook moge zijn, mijn taalgevoel is allerminst
bevroren en het roept hard en gepassioneerd een halt toe aan deze ontwikkeling.
Dus dát is wat ik tegen een ieder zeggen wil: pas op uw
woorden!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten