zondag 25 januari 2015

Dat

Afgelopen week kwam ik, met de komst van het eerste kleinkind, weer een stapje nader tot de totale en ultieme levensvervulling. Maar het grootouderschap moet nog wel indalen, dus daarover een andere keer een diepgaand verslag. De langverwachte baby Bob blijkt in alle opzichten een erg goed gelukt exemplaar, dus dat stemt hoopvol en positief. En in een periode van ergernis en frustratie waren dat welkome emoties.

Frustratie? Zeker! Niets zo ergerlijk als werken met ondeugdelijk gereedschap. De afgelopen weken verspilde ik onnodig veel tijd aan het ontelbare keren opstarten van mijn computer. Steeds opnieuw verschenen er cryptische storingsmeldingen, vertraagde mijn pc tot het tempo van een schildpad achter een rollator of bleef domweg helemaal hangen. Er kwam weinig tot geen werk meer uit mijn vingers, ik was louter doende met crisismanagement. Ja, mijn computer is afgeschreven, dus er moet echt wel een nieuwe komen, maar tegen een dergelijke aanschaf zie ik enorm op. Want het etiket ‘plug and play’ op een nieuwe pc is een aperte leugen. De inrichting van zo’n apparaat vraagt een grotere tijdsinvestering dan de inrichting van een vrijstaand landhuis met acht slaapkamers. Dus ik stel mijn aankoop nog maar even uit.

De pc-perikelen waren niet mijn grootste zorgen. Vanwege een lek in het charmante, maar verder hopeloos verouderde cv-systeem van onze fijne jarenvijftigwoning zaten De Ware en ik ruim twee weken in de kou van de januarimaand. We stookten de houtkachel elke avond op en zochten warmte bij elkaar, maar omdat het huis zich niet meer afdoende liet opwarmen, raakten ook wij verkleumd tot op het bot. Inmiddels ben ik ervan overtuigd dat een dergelijke ervaring onherroepelijk moet leiden tot een hartgrondige doodswens. Bij ons was de depressie in elk geval al behoorlijk toegeslagen, ondanks de inspanningen van de meneer van het lekdetectiebedrijf en van onze eigen Jan-Pieter de Loodgieter. En dankzij de onverzettelijke houding van de verzekeraar die de schade van reparatie en opengebroken vloer aanvankelijk niet wilde dekken vanwege een volstrekt paradoxale clausule in de polisvoorwaarden. Toen eergisteren de kachel weer aankon, brak al snel ook de zon weer door in ons hart.

Maar in het kachelloze en kille klimaat ging ik mij als vanzelf ook meer ergeren aan de personen om mij heen. Het ging mij op een irritante wijze opvallen dat een toenemend aantal mensen een verhaal vertelt en dat vervolgens afsluit met de mededeling ‘Dus dat.’ Wat is de betekenis van deze woorden? Zijn ze bedoeld als een vorm van – inhoudsloze - samenvatting? Moet ik zelf nog invullen wat erna volgt? En wat is dat dan?
In de lessen Argumenteren die ik geef vertel ik mijn studenten dat het woord ‘dus’ de inleiding vormt voor een mening, conclusie of standpunt. Maar wat voor conclusie of standpunt is ‘dat’? Is de spreker te beroerd om dat te formuleren, omdat ik dat zelf had kunnen raden uit het voorafgaande? Of gaat het hier juist om hedendaags efficiënt taalgebruik, om eventuele herhaling te vermijden? Horen we straks Willem-Alexander de kersttoespraak ook afsluiten met ‘Dus dat’? Of Obama, na zijn State of the Union. ‘So that’?
Hoe koud het ook moge zijn, mijn taalgevoel is allerminst bevroren en het roept hard en gepassioneerd een halt toe aan deze ontwikkeling.
Dus dát is wat ik tegen een ieder zeggen wil: pas op uw woorden!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten