Vandaag is het zes jaar geleden dat mijn moeder stierf. We
wisten dat het zou gebeuren: zijzelf, mijn vader en ik. Nimmer had ze een sigaret gerookt, maar dat kon de longkanker niet
schelen. Ik wilde in een god geloven die ik daarvoor verantwoordelijk kon
houden, maar wist ook wel dat mama het grootste deel van haar leven in de tabakswalmen van man en zonen had gezeten. Precies
een week voordat de diagnose definitief werd gesteld moesten we – volkomen
onverwacht - haar jongste zoon, mijn enige broertje cremeren. Mamma’s hart en haar
weerstand waren definitief gebroken.
Het was geen mooi einde, die donderdagochtend. Na een
licht paniekerig telefoontje van mijn vader
kwam ik aan in het hospice waar mam
sinds zes dagen verbleef en al sinds twee volle etmalen sliep. Nu was ze wakker,
benauwd, vechtend tegen een verdrinkingsdood. Spreken was onmogelijk, maar ik las
haar blik. Ze had op mij gewacht. Ik hield haar vast en stelde haar gerust: ‘Stil
maar. Het is goed zo’. Toen stierf ze in mijn armen. De sneeuw die buiten begon
te vallen zou een volle week aanhouden. Ik wilde in een god geloven die ik
vervloeken kon, maar vond die niet.

In datzelfde rampjaar was bij De Ware een vorm van reuma
vastgesteld. Met het afscheid van mama stopte de medische molen niet. Er volgde
een traject van medicijnen en bijwerkingen die De Ware tot vermoeidheid en verdriet
dreven. Geheel in lijn met de bizarre zorgwetgeving mocht het beste (en
duurste) geneesmiddel pas worden toegepast als al het andere niet zou werken.
Een lange en pijnlijke route. Ik wist nu wel zeker dat er echt geen god
bestond.
Balancerend tussen hoop en vrees zocht De Ware ook naar
alternatieve wegen. Onderging massages. Liet een dagcrème instralen en leek
daarbij zelfs baat te vinden. En samen bezochten we tijdens een Portugese
vakantie het bedevaartsoord Fatima: een fascinerende landmark van zichzelf
kastijdende gelovigen die honderden meters kropen naar een kapel en vervolgens
een immense kaars aanstaken. Ook wij staken een kaars op, die vrijwel onmiddellijk
smolt in de verzengde hitte van de kaarsenoven.
Na die zomer, nu drie jaar geleden, verminderden de
klachten van De Ware. Enkele controles later werd de definitieve genezing
bevestigd. Medisch verklaarbaar was het niet, zei de reumatoloog, maar zoiets
kwam wel eens vaker voor.
Waren het de massages, de dagcrème? De Portugese bedevaartskaars?
Of misschien dan toch een god? Nee, ook bij deze wonderbaarlijke genezing
geloof ik niet in een dergelijke causaal verband.
Maar ik herken hierin heel duidelijk mijn moeders hand.