Voor bureaucratie heb ik een stevige allergie ontwikkeld.
Ik kan me ook niet voorstellen waarom het nodig is dat ambtelijke molens in
deze tijd van gedeelde en snel beschikbare informatie nog langzaam draaien. Het CAK
(oorspronkelijk een afkorting van Centraal Administratie Kantoor) is een
Nederlands publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan belast met wettelijke,
administratieve taken op het gebied van zorg en welzijn in opdracht van het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het CAK incasseerde
bijvoorbeeld maandelijks de eigen bijdrage die mijn vader betaalde voor de
structurele zorg die hij in de laatste jaren van zijn leven nodig had. Toen
mijn vader afgelopen zomer overleed bleef het CAK deze bijdrage incasseren.

Tien dagen later belde de ter zake
kundige medewerkster. In een tergend langzaam tempo vertelde ze mij dat ze
bezig was met het oplossen van mijn probleem. (Uh? Mijn probleem?) Maar het ging wel wat tijd kosten. De
afschrijvingen zouden op korte termijn worden gestopt. Terugboeken zou iets
langer duren.
De dag na dit telefoontje ontving ik
een brief met aankondiging van de volgende afschrijving. Twee weken later belde
er weer een andere CAK-mevrouw met de mededeling dat terugstorten niet mogelijk
was. Ik moest daar zelf met de bank maar een oplossing voor vinden. Ze
gebruikte viermaal de term procedure. Toen ik hierop licht geïrriteerd
reageerde, begon de mevrouw met verheven stemgeluid tegen mij uit te varen dat
ik ook maar begrip moest hebben voor de procedure. Ik hing op.
De CAK-brieven waren ondertekend door
een manager Klantenadvies. Nee, het was niet mogelijk om met die meneer te
worden doorverbonden. Verbinden was de telefonistes onmogelijk gemaakt. Al googelend ontdekte ik het privé-mailadres
van deze manager. Ik stuurde hem een bericht met mijn ervaringen en een verzoek
om klantenadvies. Ik liet niet na om te
benadrukken hoe gênant, beschamend en vooral pijnlijk de hele gang van zaken
was. Hij op zijn beurt verzocht mij om geen gebruik te maken van zijn
privé-mail maar had mijn verhaal wel doorgestuurd naar een adviseur, die mij
zou benaderen. Deze adviseur, Tim Starre, belde mij de volgende middag. Tim beloofde
dat hij in de zaak zou duiken, maar hij had wel even de gegevens van mijn vader
nodig (‘O, ja, u hebt gelijk, ze staan inderdaad in de e-mail’) en ook wel wat
tijd om met een antwoord te kunnen komen. Hoevéél tijd dan, wilde ik weten.
Binnen twee weken moest het lukken, riep Tim opgewekt. Daar mocht ik hem aan
houden. Ik noteerde hardop de datum die precies twee weken na ons gesprek lag.
Het is nu vijf uur ’s middags. Voor
mij ligt het briefje waarop ik de datum noteerde. Het is de datum van vandaag.
Ik heb uitzonderlijk veel geduld
gehad.
Maar nu is het op.