woensdag 1 juni 2011

(Geen) ergernis

Van huis uit ben ik erg opgewekt. Stap altijd met mijn goede been uit bed en heb geen idee wat een ochtendhumeur is. Altijd goedlachs, vrolijk en vriendelijk, een luim die niet kapot te krijgen is. Wie mij kent heeft met mij nog nooit ruzie gehad.

Voor pessimisme heb ik geen talent, ‘always look on the bright side’ luidt mijn levensmotto. ‘Optimist tot in de kist’ zal op mijn grafsteen staan. Mijn glas is altijd halfvol.
Ik ben niet kwaad te krijgen. Mijn kamergenoot @theoffice verschijnt nimmer voor het middaguur op haar werkplek. Door wisselende onderwijsroosters zijn haar momenten van aanwezigheid nooit regelmatig of transparant. Zij is een avondmens en dat herken ik wel. Mooi dat het haar lukt om haar werktijden af te stemmen op haar bioritme. Ik begrijp dan ook heel goed dat zij er soms over klaagt dat ze ’s middags om zes uur het gebouw moet verlaten. Dat is immers nét het moment dat zij lekker op stoom is.

Geduldig ben ik ook. Wanneer de jongste erfgenaam, de kleine Trubbels, stampvoetend van drift en driestheid als een tornado door het huis stuift, wacht ik rustig af tot zij is uitgeraasd en voor rede vatbaar – want ik wéét dat dat moment echt wel komt. In afwachting daarvan bekwaam ik mij verder in de buikademhaling.
Ook wanneer zij vervolgens haar elders verworven competenties (voornamelijk een woordenschat die zich beweegt buiten de grote Van Dale) op mij loslaat, reageer ik steevast met grote kalmte en lankmoedigheid.

Teleurgesteld ben ik niet snel. Wanneer een veronderstelde vriend zich wekenlang in zwijgen hult, terwijl er in mijn huis ziekte of malaise heerst, dan begrijp ik dat wel. Sombere berichten van anderen bepalen immers in grote mate je eigen stemming. Dat kun je vermijden door dit soort berichten uit de weg te gaan.
En wanneer blijkt dat een veronderstelde vriend (diezelfde of een andere) belangrijke en ingrijpende gebeurtenissen in zijn eigen leven niet mij wenst te delen, dan kan ik dat uiteraard ook wel waarderen: hij wil met de somberheid in zijn bestaan dat van mij niet beïnvloeden. Dat is pas vriendschap!

Maar niet álles laat mij stoïcijns. Ook ik heb een heimelijke ergernis, waarover ik mij mateloos kan opwinden. Die mij soms zelfs uit mijn slaap houdt. Waar het om gaat? Om die groeiende groep mensen die, in een openbare fietsenstalling, hun fiets niet ín de de daarvoor bestemde beugels plaatsen, maar juist ertussen!! Van mensen met een mandje, kratje of bakje voorop de fiets begrijp ik dat (dat heb ik zelf namelijk ook), maar waarvoor moeten anderen dat doen? Op die manier is er nóóit voldoende ruimte in de stalling, mensen!
Potverdorie!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten