zondag 20 april 2014

Groeipijnen

Waarschuwing: onderstaand relaas is niet geschikt voor jonge kinderen. Of misschien juist wel? Het is de compacte samenvatting van een moeilijke jeugd met veel tegenslag en – bijna letterlijke – groeipijnen. Maar wel met een bevredigende afloop en een soort van leerzame moraal. Dus eigenlijk ook wel weer van het hier gebruikelijke optimisme.

Pesten is van alle tijden. Vandaag de dag is er - gelukkig - veel aandacht voor. Pesten is tegenwoordig dan ook zeker niet meer vanzelfsprekend. Vroeger wel. Zo voelde dat tenminste. Want zelf was ik als kind ook een pestslachtoffer. Dat was ook helemaal niet zo gek: ik stotterde als een gemankeerde grammofoonplaat en ik bleef veel te lang veel te klein. Het enige aan mij dat wilde groeien was mijn reukorgaan, dat zich ontwikkelde tot een formaat in de buitencategorie. Dat is erom vragen, natuurlijk. Ik zou mijzelf ook gepest hebben.

Er waren geen pestprotocollen of tv-programma’s die de pestkoppen aanpakten. Ik stond er alleen voor. Mijn overlevingsstrategie was humor. Ik compenseerde mijn te kleine gestalte met een te grote mond en speelde de klassenclown. Ik zette mijn spraakgebrek in als komisch charmeoffensief. Op school en ver daarbuiten stond ik bekend als Wouter K-k-kabouter en dat zag ik als een geuzennaam. Alle lolligheid op een stokje resulteerde niet in heel goede schoolresultaten en nog minder in de sympathie van mijn leerkrachten en aldus werd een veelbelovende studieloopbaan al in de kiem gesmoord.

Er was hoop. Een lieve logopediste leerde mij met geduld een paar ademhalingstechnieken en een gouden vuistregel: als je het niet zeggen kan, zing het dan! En ook: omarm je angsten. Deze beide mantra’s hielpen mij door mijn puberteit. Het onverhoeds in zingen uitbarsten was inderdaad niet stoer, maar het gaf toch wel enig zelfvertrouwen. Was de musical tien jaar eerder doorgebroken in Nederland, dan ware ik de nieuwe Willem Nijholt geweest.
Toen ik bijna veertien was, besloot een kinderarts over te gaan tot het toedienen van groeihormonen; mijn broertje van drie jaar jonger was al groter dan ik. Op de dag dat het eerste shot gezet zou worden bleek ik opeens een volle centimeter te zijn gegroeid. Daarna was er geen houden meer aan. De groeispurt zette door tot ik het niet meer leuk vond. Ik groeide uitsluitend in de lengte en bleef verder een smal en schriel figuurtje. Hierdoor was mijn neus nog prominenter en overweldigender aanwezig, hetgeen leidde tot nieuwe, kernachtige vierletterbijnamen.

Is het goed gekomen? Ik denk het wel. Ik blijf een stotteraar, ook al loopt dat lang niet altijd meer in de gaten. Op onverwachte momenten slaat het gestotter nog even toe en dan herken ik de meewarige, geschrokken en medelijdende blikken van mijn gesprekspartners. Zingen doe ik dan niet meer, dat is niet meer nodig. In de loop der tijd ontwikkelde ik voldoende zelfvertrouwen om het gewoon nog een keer te proberen.
Wat ook hielp is dat ik heb ontdekt dat het klopt wat er wordt beweerd over mannen met een grote neus.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten