dinsdag 24 maart 2015

Verzameling

Afscheid nemen vind ik moeilijk. Ik probeerde het daarom lang te vermijden. In de loop der jaren ben ik er wel wat beter in geworden. Een telefoongesprek kan ik tegenwoordig vrij efficiënt beëindigen. Tegen mensen die ik binnen afzienbare tijd zeker weer terug zal zien roep ik vrij eenvoudig : ‘Doei!’

Wel heb ik nog veel moeite met het definitief weggooien van spullen. Of het nu gaat om lang uitgelezen boeken, jaargangen van tijdschriften, cassette- en videobanden die nergens meer op af te spelen zijn of nog best wel bruikbaar speelgoed (inclusief dat uit mijn eigen kinderjaren). Ik ben derhalve in het bezit van heel wat nutteloze verzamelingen.  En, erger nog: ik begin ook regelmatig met het aanleggen van nieuwe. Sinds enkele jaren spaar ik pinguïns. Omdat ze zo leuk zijn.

De meeste pinguïns staan in de woonkamer, ondanks voortdurende verzuchting van De Ware. Ik heb ze in alle soorten, maten en vormen. Als vaas, als spons, als peper- en zoutstel. Mensen denken mij er blij mee te maken en dat klopt ook. Lang, lang geleden - meer dan een kwart eeuw -  toen die hele collectie nog geheel niet aan de orde was, kocht ik bij een sympathieke pottenbakker eens een fraai keramieken pinguïnstel als presentje voor mijn moeder op Moederdag. Dat duo stond jarenlang trots in de tuin van mijn ouderlijk huis en later op het balkon van mijn ouders appartement. Toen mijn moeder overleed en mijn pinguïnverzameling inmiddels groteske vormen had aangenomen, nam ik het beeldje mee als een soort van erfstuk en zette het in mijn eigen achtertuin.  Daar staat het nu alweer ruim vier jaar.

Een paar maanden geleden kreeg dit buitenmodel gezelschap. Dat kwam zo: De Ware en ik bezochten een open dag van een zorgatelier voor de creatieve dagbesteding van mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Dit atelier was opgericht door een bevriend echtpaar. Er was tevens een expositie van de creatieve producten van de ateliergebruikers. En daartussen stond-ie: een fantastische, keramische en kleurig afgelakte pinguïn van ruim een meter hoog. Die moest mee naar huis, vond ik.
Helaas bleek het kunstwerk nét daarvoor verkocht - wat ’n domper. De bevriende atelierhoudster probeerde de eveneens aanwezige kunstenaar ertoe te bewegen voor mij alsnog een exemplaar te vervaardigen. Dat wilde deze schat - hersteld van een hersentumor - best wel doen, mits er geen druk op stond. Hij wilde graag zijn eigen tempo bepalen. Dat mocht natuurlijk.

Gedurende het productieproces kreeg ik foto’s toegezonden van mijn pinguïn-in-wording. Ik mocht ook zelf een kleur bepalen en koos voor keizerlijk blauw. Na enkele weken kwam het bericht dat het eindresultaat kon worden opgehaald. Ik reisde af naar het huis van de kunstenaar, sloot mijn nieuwe huisdier dolgelukkig in de armen, nam het huiswaarts en gaf het een plaats in de tuin, naast het reeds aanwezige pinguïnpaar. Dat stak opeens nogal flets en scharrig af tegen het glanzende, nieuwbakken exemplaar. Ik besloot ze daarom een grondige wasbeurt te geven. Al schrobbend viel me op dat de kunstenaar  - meer dan een kwart eeuw geleden - er zijn naam aan de onderzijde had ingebakken. Die naam kwam me bekend voor. En inderdaad: in het glazuur aan de onderkant  van mijn nieuwste aanwinst las ik dezelfde naam!  
Mijn pinguïns bleken zomaar familie van elkaar. Daarvan kan ik natuurlijk nóóit meer afstand doen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten