zaterdag 1 augustus 2015

Water

We zijn er even tussenuit, De Ware en ik. Dat was nodig: de dagen waren vol en hectisch, het hoofd moest leeg, het hart moest rust. We lieten de achterblijvers in de vaderlandse regen en vertrokken met een minimum aan bagage (want dat moest van de vliegende prijsvechter).

En dus zitten we weer in het ons zo dierbare Scandinavië. Meer bepaald: Zweden en Finland. En voor wat betreft dat laatste beperken we ons tot de Åland-eilanden. Een verzameling van ruim zesduizend eilanden in de Oostzee tussen Zweden en Finland, die formeel toebehoren aan Finland. Maar de bevolking voelt zich autonoom (eigen kentekens, eigen internetextensie) en spreekt Zweeds. Ter geruststelling voor de thuisblijvers: ook hier blijft de zomer achter, ook al is het gelukkig overwegend droog. Water vinden we vooral tussen de verschillende eilanden die we bezoeken.

Onze eerste Âlandse accommodatie is een even charmante als spartaanse blokhut in de bossen van het eiland Lemland, ver van de bewoonde wereld. Het stikt hier dus van de natuur en er is heel veel rust en ruimte maar geen water. In elk geval geen stromend water. De eigenaar heeft alvast een paar flessen drinkwater voor ons koud gezet, verder moeten we ons bedienen van heel ingenieus opgevangen regenwater, dat in grote bakken rondom de blokhut staat. Dat is wel even wennen. We gebruiken het vooral om (af) te wassen en om te scheren. Douchen kan niet. Maar vlakbij de hut staat een sauna, die zelf kunnen aanmaken met een houtvuur. Dat vuur verwarmt de sauna, maar ook een waterreservoir, dat we vullen met vijftien liter regenwater. Tussen de saunabeurten spoelen we ons buiten af met koud regenwater en aan het einde van de sessie met het opgewarmde water. We lopen vervolgens de hele ochtend met onze blote lijven door het huis en over de veranda, want we hebben het niet koud en er is in geen velden of wegen iemand in de buurt. Wel concluderen we dat onze dagelijkse rituelen dermate veel tijd vragen, dat het onmogelijk is om een dergelijke levensstijl nog te combineren met een baan.

Het toilet bevindt zich op ruim dertig meter van de blokhut, dieper in het bos. Ook hier is geen stromend water. Deze plee is een aandoenlijk hokje dat is gebouwd boven een gat in de grond. Na gebruik gooien we daar steeds ook een bakje compost in, dat onze welvaart weer verder helpt te composteren. Een emmer vol van die compost staat klaar naast het toilet. Die bijdrage is vermoedelijk mede tot stand gekomen door onze voorgangers.
’s Nachts kunnen we met een kaars of zaklampje naar het toilet. Die gedachte zorgt ervoor dat we ’s nachts ook inderdaad steevast een (ongetwijfeld psychologische) plasdrang ontwikkelen. Hier trekken wij de grens: we zetten een emmer klaar, die we ’s ochtends keurig legen in ons buitentoilet.

We raken bewust van ons watergebruik: we spoelen onze tandenborstel na het poetsen altijd grondig af en laten de kraan vaak al lopen voordat we met poetsen echt klaar zijn. En waarom hebben we thuis zoveel warm water nodig bij het douchen? En wat is dat regenwater eigenlijk schoon – zeker wanneer er een handdoek als filter over de regenton ligt. Geen moment vinden we het vervelend om buiten de deur even een emmer regenwater te gaan scheppen. Soms kijken we enigszins verontrust maar ook verlangend naar de blauwe lucht, in de hoop dat er snel een fris en vers regenbuitje zal gaan vallen.

We waren ons bewust van de waterbeperkingen van ons eerste verblijf. Daarom boekten we aansluitend een luxe appartement in een meer stedelijk gebied. Daar zijn we inmiddels aangekomen. Er is een wasmachine en een vaatwasser. En er zit zowaar ook een sauna in – een elektrische, die met één druk op de knop aanspringt. We kunnen ons naakte lichaam niet laten afkoelen in de frisse buitenlucht.
Dat is toch anders.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten