Het was de eerste prachtige voorjaarsdag: een uitgelezen
moment voor een wandeling in het nabijgelegen park. ‘Van een beetje beweging is
nog nooit iemand doodgegaan’, zei ik nog opgewekt, terwijl ik vader de deur uit
hielp, hetgeen nog een behoorlijke opgave is bij iemand die ongeveer de hele
winter in de bank heeft gezeten. Hij bewoog stijf en houterig en was weinig
stabiel – een vooruitwijzing die ik misschien meer aandacht had moeten geven.
De wandeling was heerlijk en ja, misschien ook wel te
lang. Vader wilde al een poosje even gaan zitten, maar ik stelde hem een zonnig
terras in het vooruitzicht om op uit te blazen onder het genot van een heerlijk
glas rosé. Dat laatste stelde ik vooral mijzelf in het vooruitzicht. ‘Hou vol,
pap!’ riep ik, ferm coachend.
Met het terras in het vizier ging het mis. Op een onregelmatig
stukje bouwterrein verloor vader zijn evenwicht, struikelde, tuimelde, viel. Ik
had hem vast, echt waar. Maar hij glipte uit mijn vingers, brak eerst zijn val
met zijn linkerarm en stuiterde toen ook nog met zijn voorhoofd op het harde
zand.
Dat zag er lelijk uit. Ik bekeek de zanderige hoofdwond
en dacht ‘tetanusinjectie’. Ik wist mijn vader te begeleiden naar een
zorgmedewerkster die dienst had in zijn gebouw. Ze maakte de wond schoon en dat
bleek gelukkig alleen geschaafd. Ze voelde even aan de arm, die pijnlijk was.
Maar niet gebroken, constateerde zij. Haar advies: rustig terug in de bank gaan
zitten en wachten tot het over gaat. Ik schafte een mitella aan, maar het lukte
vader niet om dat concept nog te bevatten.

Bijna drie weken later klaagde mijn vader nog steeds over
aanhoudende pijn. Een vervangende huisarts kwam op visite. Geen breuk, was ook
haar conclusie. Maar ook: misschien toch even een foto laten maken. Dus maakten
we een paar dagen geleden een uitstapje naar de afdeling radiologie van het
nabijgelegen ziekenhuis, vader en ik.
De radioloog was even onverbiddelijk als de foto: de
bovenarm was gebroken. Hij vroeg nog maar eens wat er precies was gebeurd, met
een blik die mijn schuldgevoel tot ongekende proporties wist te brengen. Hij
stuurde ons met foto naar de Spoedeisende Hulp, waar achtereenvolgens een
verpleegkundige, een arts-assistent en een arts dezelfde diagnose kwamen
afgeven. Ja, de arm was gebroken. Maar als dat direct na de val al was geconstateerd,
dan hadden zij er ook niets aan gedaan. De breuk moest vanzelf helen. Met
behulp van pijnstillers en misschien een mitella.
Ach, we waren er toch weer een middagje uit geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten