Tijdens de avonden bleef de tv uit. We deden we
spelletjes. Ouderwetse gezelschapsspelletjes uit een doos, met dubbelzinnige
spelregels. Met elkaar om de tafel onder een ongezellige en onbarmhartige lamp.
Individuele kaartspelletjes als Phase 10 dat ikzelf nooit eerder had gespeeld en
na een marathonsessie ternauwernood verloor van mijn gedreven dochter Hommel.
En het hilarische 30 Seconds, dat we in steeds wisselende duo’s speelden en dat
een heel fraai inkijkje bood in de relaties van de verschillende stelletjes en
de manier waarop zij met elkaar communiceerden. Ook het fanatisme van de
individuele speler kwam hierbij glashelder aan de oppervlakte, gecombineerd met
het (on)vermogen om een nederlaag te incasseren.

Op een late namiddag, toen verder iedereen vermoeid van
de inspanningen van de dag, op bed lag bij te komen, waren ons vierjarig
prinsessenkind en ik alleen in de enorme woonkamer. We speelden verstoppertje. Kleine
Bob telde tot tien en haar opa zocht haastig naar een goede schuilplaats. Die
vond ik achter een kamerhoog gordijn. Toen Bob was uitgeteld liep ze met
sluipende pas door de ruimte, alsof ze zelf niet gezien of gehoord mocht
worden. Ze passeerde op slechts enkele centimeters afstand, maar zag me niet.
Ze doorzocht grondig de kamer, de keuken, de gang, de bijkeuken. Tweemaal.
Daarna klonk een vertwijfeld ‘Opa! Waar ben je?’ Ik reageerde met een
ingehouden ‘Hie-hier!’ Het duurde nog even voordat ze me vond, triomfantelijk
het gordijn opzij trekkend. En ook al zat dat moment er al een hele tijd aan te
komen, we schrokken allebei even van elkaar. En moesten daar vervolgens heel
hard om lachen.
Daarna was het de beurt van opa om te tellen. Bob ging
zich verstoppen. Na het wie-niet-weg-is-is-gezien draaide ik me om. Ik zag de kleutervoetjes
van Bob vanonder hetzelfde gordijn waar ik had gestaan.
Het was het allerleukste spelletje van de hele week.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten