dinsdag 30 november 2010

Wilskracht

Stoppen met roken is echt ontzettend eenvoudig, riep ik altijd. Ik heb het al zó vaak gedaan! Een makkelijke grap, die het altijd vooral goed deed bij andere verstokte rokers. Intussen deed ik wel verwoede en soms stiekeme pogingen om daadwerkelijk een einde te maken aan mijn ongezonde hobby, maar zonder het beoogde resultaat. ‘Je moet het wel echt zelf willen’, riep mijn omgeving – rokend of niet – steeds in koor, na weer een mislukte poging. Het ontbrak mij dus kennelijk aan wilskracht.

In de lente van dit jaar werd bij mijn moeder longkanker vastgesteld. Mijn moeder, toen zeventig jaar, had in haar hele leven nog nooit ook maar één sigaret gerookt. Wel deelde zij vele jaren het huis met rokende mannen: mijn vader, mijn broer en ik. Voor de diagnose was mijn moeder al twee jaar onder behandeling van een longarts, maar die had de gemaakte foto’s en scans eerder kennelijk niet goed geïnterpreteerd, want dit voorjaar was de longkanker al zo vergevorderd dat er geen redden meer aan was. En dus zag ik de afgelopen maanden van dichtbij hoe slopend en mensonterend die ziekte is. Ik was verdrietig, boos en wanhopig. Maar opeens vond ik ook de wilskracht.

In juli rookte ik mijn laatste sigaret. En ik kon het daarna laten. En niet omdat ik mezelf het gruwelijke (en inmiddels haarscherpe) toekomstbeeld van (long)kankerpatiënt wilde besparen, maar uit een gevoel van schuld én solidariteit naar mijn moeder. Zij had last van leed en pijn, terwijl ik – die daarvoor wellicht medeverantwoordelijk was – er vrolijk op los bleef paffen. Een ondraaglijke gedachte!

Niet dat mijn stoppoging door deze vreselijke ontwikkelingen een stuk gemakkelijker verliep. Stoppen met roken staat namelijk niet op zichzelf. Je moet ook stoppen met drinken, omdat bij een glaasje bier of wijn de zin in nicotine weer erg overtuigend de kop opsteekt. En je moet ook stoppen met eten, omdat je sowieso vijf kilo zwaarder wordt zonder dat je één hap extra eet. Terwijl je natuurlijk juist een aanhoudende trek in vet en zoet ontwikkelt.

Mijn leven is in de afgelopen maanden dus belachelijk gezond geworden. Mijn moeder, die steeds zieker werd, moedigde mij aan vanuit haar bed. Dat hielp. Ze was trots op mij! Nog steeds is zij in leven, hoewel dat voor haar nu bijna een begrip zonder inhoud is. Lang zal het dan ook zeker niet meer duren. Dat maakt me een beetje bang, in meer dan een opzicht. Terwijl zij zwakker wordt, geeft ze mij juist alle sterkte die ik nodig heb om deze dagen door te komen. Maar raak ik straks, met mijn lieve mama, opnieuw mijn wilskracht kwijt?

Deze column werd eerder gepubliceerd voor studenten en medewerkers van Fontys Hogescholen op 23 november 2010. Mijn moeder overleed twee dagen later.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten